dinsdag 14 oktober 2014

LUIDE KLOKKEN

Klokken luiden
[Leyeloren 37]

Het woord klok is een onhandig woord, omdat we er zowel het uurwerk [de kast met raderwerk], de wijzerplaat, het slagwerk [bijv. in een pendule] en de luiklok mee bedoelen. In de late Middeleeuwen (nooit vroeger zeggen) had je kerken zonder wijzerplaat op de toren, maar wel met een hamer of klepel, die op gezette tijden een bel deden klinken. En een touw natuurlijk voor als de pleuris losbrak. Zo wist ieder in stad en land,  hoewel ze geen klok konden kijken, toch hoe laat het was. Een klok, of liever een bel, zonder gezicht, tref je veel aan in Engeland ( maar ook in Hoogeloon). De tijd is hoorbaar, maar onzichtbaar. Op de 123 meter hoge toren van de kathedraal in Salisbury zitten geen wijzers. Maar voortdurend tingelt de tijd.

In de Oude Kerk te Delft hangen twee luiklokken; de Trinitasklok en de Laudateklok. De Trinitasklok is een bourdon, de zware klok, die 9000 kilo weegt bij een diameter van 230 cm. Deze klok wordt zelden geluid, alleen bij bijzetting van leden van het Koninklijk Huis. De toren hangt al twee meter uit het lood, dus is men bang dat dit erger wordt als die zware klok in beweging komt. Wel klinken de hele en halve uren, maar dan wordt de klok geslagen. Dat gebeurt met een hamerwerk.

Over deze klok schreef ik de volgende brief
Geacht kerk/museumbestuur,
Dinsdag jl. bezocht ik de Grote Kerk in Delft. Toen ik de grote klok hoorde luiden [dit moet ‘slaan’ zijn JM], herinnerde ik me dat ik  het geluid van deze klok voor het eerst moet hebben gehoord in het Philipspaviljoen op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Met het geluid van die klok begint het Poème electronique van Edgard Varèse. De dame aan de balie kon dit echter niet bevestigen. Het zou de Bourdonklok van de Notre Dame in Parijs [kunnen] zijn.
Volgens Roland de Beer [De Volkskrant, 29 mei 2009] begint Poème électronique met het geluid van de grote klok van Delft. Ik neem aan dat hij daarmee de klok in de Oude Kerk bedoelt. Varèse heeft dit stuk van acht minuten met allerlei echte en electronische geluiden [samples] in elkaar geknutseld in een geïmproviseerde studiokeet van Philips in Eindhoven. De compositie werd via vierhonderdvijfentwintig luidsprekertjes afgespeeld in het Philips paviljoen op de Expo Brussel in 1958. Het heeft nog enige moeite gekost om aan de originele opnamen te komen. [Op You Tube vind je meest electronische versies, namaak dus]. De mastertape van Konrad Boehmer en Kees Tazelaar is in het bezit van het Institute of Sonology van het Haagse conservatorium.
Volgens Wikipedia heet de zwaarste klok [Bourdon] in de Oude Kerk de Trinitasklok en worden de hele en halve uren gehamerd en niet geluid, want anders valt de toren om.
Kunt u bevestigen dat het de Trinitasklok is die het Poème électronique inleidt?



De deskundige van het museum/kerkbestuur kon dit niet bevestigen. Volgens hem was de klank een beetje anders, iets hoger. Dat is precies het commentaar dat mensen geven die de klok via een you tube filmpje hebben beluisterd.

Een bourdonklok die alle Nederlanders wel kennen staat of liever hangt op de Waalsdorpervlakte. Elk jaar wordt die geluid ter gelegenheid van de dodenherdenking.



dinsdag 7 oktober 2014

DE DICHTER IS EEN LETTERZETTER

De dichter is een letterzetter
[Leyeloren 35] 

In Leydraden [blad van de Literaire Kring Goirle] staat zeer begrijpelijke poëzie.

Wat is het toch een prachtig blad,
Dat u nu zit te lezen.
Daarmee mag iedere auteur
Wel heel gelukkig wezen.

Daar is geen woord Frans bij. En nog gerijmd ook. Maar poëtische poëzie ontbreekt evenmin.

Ik zou je de tuin willen beschrijven
De tuin die de vijver omarmt met
Een oneindigvoud aan groentinten
In deze zomer die nat is en kort

De dichter heeft een voornemen. Maar hij voert het niet uit. Gelukkig beschrijft de tuin zichzelf, staat er verderop. En die je moet dat zelf maar eens komen bekijken, als de nachtegaal vertelt. Ja deze dichter is niet gek; als hij de tuin wel had beschreven, dan zou die je misschien denken: ik blijf lekker thuis, ik hoef niet naar die natte tuin. Dus doet de dichter er behalve een nachtegaal - de lyricus onder de vogels - er ook het oneindige meervoud aan groentinten bij. Daar kunnen geen vijftig tinten grijs tegenop. Alleen zie je die talloze tinten niet meer, als de nachtegaal losbarst. Ook jammer van die voorbije zomer. Dat wordt niks met de liefde.

Maar we begrijpen wat de dichter bedoelt in zijn tuin van verlangen.
Voor echt onbegrijpelijke fantasten, moet je bij de keizer van de dichtkunst zijn.

De braakstalen code der distantie
Tienlicht de tientand andermaal de luchtprofetie
Vol van keel de o-koek de ochtendslagen heet
omhullunduw de ahha hoevennans en fijnproevers dixie
Die door de schriek snelt
De stiller stilt en
Eikepas en mijmenij ijsnast toeta de brouhaha
Koeterkijkt en koopt
[…]
De hoot doopt schrijlings met de spiescheil
Oh casa!

Iemand heeft de letterkast omvergegooid en de kast meegenomen. Uit de letterberg letterzet Lucebert de ruimte van het volledige leven. Vol en ledig is het ruim.
Schreef de lichtschitterende dichter niet:
Leven is een letterzetter zonder letterkast.
Het staat in: Haar lichaam heeft haar typograaf
Zichzelf beschrijvende lichamen en tuinen.

Zo heb je geen dichters meer nodig.
Kassa
Brouhaha!