woensdag 7 januari 2015

THE IMITATION GAME - ALAN TURING


Alan Turing: Het imitatiespel
_______________________________________________________________________________

Begin 2014 kwam de film: The Imitation game uit. Deze film gaat over Alan Turing, de man die met zijn decodeermachines de Tweede Oorlog zou hebben bekort. De rol van Turing wordt gespeeld door Benedict Cumberbatch (bekend van de Sherlock Holmes tv-serie). De film wil een rehabilitatie zijn van de besmeurde reputatie van Alan Turing, die in 1954 zelfmoord pleegde, nadat hij wegens homoseksualiteit was gearresteerd en op wie chemische castratie werd toegepast.

Turing is de ontwerper van de Bombe, een enorme elektro-mechaniek vol met relais en schakelingen. Op de machine draaiden een groot aantal schijven met cijfers en letters rond, om codeberichten te kunnen decoderen, met name van de Enigma, een Duits apparaat, dat vooral in duikboten werd gebruikt. Dat lukte uiteindelijk. Overigens is Turing niet zelf degene die de enigma, heeft gekraakt; dat waren twee Polen: Marian Rejewski en Henryk Zygalski. Zij allen werkten voor de Government Code and Cypher School, alias Bletchley Park. De opvolger van de bombe was de Colossus (1943),  een gevaarte met alleen al honderden kilometers kabel. De hardware bestond uit een enorme hoeveelheid vacuüm- of radiobuizen, die met zijn alle een enorme hitte veroorzaakten. Zo heet werd het, ook vanwege de vreselijk benauwde werkhutten waarmee Bletchley Park volstond, dat de Wrens, de vrouwen die de machines bedienden, zich uitkleedden (niet helemaal natuurlijk, we zijn wel in Engeland). De programmering bestond nl. uit het steeds inpluggen van patchkabels en het verwisselen van talloze codeerschijven. De machine had geen geheugen en geen opslagmedium.

De film maakt er, zoals zo vaak in een biopic, een hutsepotje van. Eer moet immers een verhaal in (gepsychologiseer, verliefdheid, schuld en boete).  Turing had wel autistische trekjes, maar toch weer niet zo erg als in de film; hij had kortstondig een verloofde [Joan Clarke], maar in de film duurt die relatie veel langer en blijft zijn homoseksualiteit verzwegen, terwijl hij het haar wel verteld had en Turing zou volgens de film samengewerkt hebben met een Russische spion op Bletchley [John Cairncross] die hij in werkelijkheid nooit ontmoet heeft. Een beetje potsierlijk is de idee dat Turing in zijn eentje de decodeermachine heeft gebouwd; dat deed een heel team. De eerste heette ook niet Christopher, naar zijn eerste jeugdliefde, maar Bombe, en de tweede veel grotere machine heette Colossus.
In de film houden ze het op één machine, maar naar hoe die werkt, moet je maar gissen. Je ziet een hoop rotors draaien en dikke kabels en schakelaars, maar wat het ding doet behalve veel stroom slurpen, is niet duidelijk. Ook zie je niet dat het apparaat zo’n hitte uitstraalde, dat de Wrens die de schijven verwisselden, hun bovenkleren uittrokken als het er in die barakken niet uit te houden was.

Maar toch als film - een indrukwekkend spektakel.

De ontcijfering van de Enigma wordt vaak aangehaald als een van de grootste prestaties in de Tweede Wereldoorlog. Volgens Benedict Cumberbatch heeft Turing hiermee de oorlog twee jaar bekort en miljoenen levens gered.

De Turingtest is een experiment, bedacht door de naamgever in 1936, en nader uitgewerkt in zijn artikel Computing Machinery and Intelligence om licht te werpen op de vraag of een machine menselijke intelligentie kan vertonen.
Het artikel opent als volgt: "Ik stel voor om de vraag te beschouwen: kunnen machines denken? Dit moet beginnen met definities van de begrippen machine en denken." Dat is moeilijk, schrijft Turing. "In plaats van te proberen zo'n definitie te geven zal ik de vraag vervangen door een andere, die er nauw verwant mee is en uitgedrukt wordt in betrekkelijk eenduidige termen." Vervolgens stelt hij het Imitatiespel voor, dat sindsdien de Turingtest wordt genoemd. [Info uit Wikipedia] De film is naar dit imitatiespel genoemd.
Bij het Imitatiespel stelt een ondervrager via een teletype-systeem (ofwel chatten) vragen aan een mens en aan een machine. De ondervrager weet niet van wie hij de antwoorden krijgt. Hij moet vaststellen welke van de robot komen.
In 1995 werd een chatrobot bedacht met  de naam A.l.i.c.e. [Artificiel language internet computer entity]. De robot zakte al na de tweede vraag (eigenlijk een opmerking).
Vraag: Ik schrijf een stuk over Alan Turing. Weet jij wie hij is?
Alice: Dat was een briljante en tragische figuur in de geschiedenis van de computerwetenschappen.
Vraag [Opmerking]: In 2012 herdenken we dat hij honderd jaar geleden werd geboren.
Alice: Ik kan wachten. Ik ben een heel geduldige Pandorarobot.

Inmidddels zijn er op internet diverse chatbot.org[s] waar je een nepmens kunt worden. Nu de techniek veel meer informatie aankan, wordt het steeds lastiger de nepperd van de echte mens te onderscheiden.

zaterdag 3 januari 2015

HET NEDERLANDS HEEFT OBESITAS


Het Nederlands lijdt aan obesitas



Is er verschil tussen: ‘Er loopt een hond op straat’ [1] en ‘Een hond loopt op straat’[2]?
Volgens de taalkundige Sterre Leufkens niet. Het woordje ‘Er’ is volgens haar overbodig. Hoezo?
De informatie in de twee voorbeeldzinnen is formeel hetzelfde. Er is een straat en daar loopt een hond. Maar toch zit er verschil in de betekenis. Het kan zijn dat een vrouw aan haar man vraagt of er nog iemand op straat te zien is. De man staat een beetje verveeld buiten te kijken en zegt dat er een hond loopt. Verder niets of niemand. Bij de tweede voorbeeldzin, denk ik onmiddellijk aan het begin van een verhaal. Een hond loopt op straat. Hij heeft een doel; hij loopt niet zomaar wat rond. Door de propositie van het zinsdeel ‘een hond’ hebben we ook geen toevallig huisdier, maar een hond en geen hondje, laat staan een kat. Er gaat iets gebeuren. Zin [2] is het begin van een queeste. Mag de formele betekenis van de zinnen hetzelfde zijn, de nuance in de zinsvolgorde, maakt het verschil.
Stel nu dat de man had geantwoord: ‘Een taalkundige loopt op straat’[3]? Dan is het verschil nog groter. De vrouw denkt: Wat een gek antwoord, hoe weet mijn man, dat de wandelaar een taalkundige is? Aan een hond kun je zien, dat hij een hond is, maar niet aan een wandelaar dat hij talenkenner is. Wat doet hij op straat, waarom zit hij niet achter zijn taalbureau? Of bedoelt de man: ‘Er loopt een taalkundige op straat [4]’? Aha, denkt de vrouw. Daar is de buurman weer, de man die altijd de taalfouten van mijn man corrigeert, terwijl hij gewoon boekhouder is. Zin [4] wordt zo een sarcastische uitspraak. De buurman is geen talenkenner, maar een pietje precies.
Maar voor taalkundige Sterre Leufkens is er geen verschil. Sterker nog, er had, veel efficiënter, kunnen staan: ‘Een taalkundig loop op straat’[5]. En waarom zeggen we niet: ‘De meisje geef mij de bonnetjes’[6]? Schaf het lidwoord ‘het’ af, maak alle werkwoordvervoegingen identiek; schrijf alle meervoudsvormen met een eind-s en doe de verkleinwoorden ook maar weg. Dan krijg je: ‘De meid geef mij de bons’[7]. Is dat hetzelfde? Nee, want bij zin 7 denkt u echt aan iets anders. 
Sterre Leufkens meent dat het Nederlands vol zit met grammaticale overbodigheden en aan obesitas lijdt. Dat maakt ze op uit een vergelijking van het Nederlands met eenentwintig [!] andere talen. Je zou denken met o.a. het Duits (naam- en andere taalvallen) en het Italiaans (naamvallen en nog veel meer verbuigingen), maar nee. Ze vergelijkt het Nederlands met de grammatica van het Bantawa, het Japans, het Tsjoektsjisch (taal van treinmachinisten?), het Sheko en zo voorts. Asjemenou. Hebben we hier een onderzoeker die jaren onder de bevolking van eenentwintig landen (o.a. Dagestan, Tamil Nadu, Samoa) heeft verkeerd om aan het vaderland [in haar moedertaal] te melden dat het Nederlands een omslachtige en inefficiënte taal is, terwijl die andere talen allemaal veel doelmatiger zijn en geen overbodigheden kennen? Welnee. Sterre Leufkens heeft haar taalonderzoek lekker thuis gedaan met tweeëntwintig grammaticaboeken. Leest ze Japans, Tamil, Kharia, Egyptisch-Arabisch? Blijkbaar wel. Allemaal doelmatige en efficiënte talen. Dus weg met die obesitas. Als we van het Nederlands een pidgintaal maken, dan verdwijnen al die betekenisloze elementen en regels en wordt de taal transparant. Geleuft Leufkens.
Terwijl de taalkundig over straat loop en de regen val, zie zij overal oude pands sta en ze denk: ‘historical junk’, daar zit de stad en de taal vol met. Weg met die meuk!
Tja, van zulke wetenschap krijg ik hysterical jeuk.