vrijdag 15 maart 2013

DIE WAHLVERWANDTSCHAFTEN


Goethe en Die Wahlverwandtschaften
[LEYELOREN 4]

De chemische opvatting over affiniteiten en afstoting bij stoffen waardoor chemische verbindingen en scheidingen ontstaan, wordt in de 18de eeuw door Goethe toegepast op de menselijke aantrekkingskracht. Terwijl water en wijn zich snel samenvoegen, zo weigert olie zich te mengen met water. Olie en water hebben geen verwantschap, hoewel sommige stoffen zich wel laten samenvoegen met een tussenschakel [of katalysator]. Bij olie en water is dat loogzout. Hoe dat nu precies chemisch zat, was Goethe niet duidelijk, wat je wel ziet is dat hij op een antroposofische manier naar de natuur kijkt. Alsof olie en water geen zin in elkaar hebben.
Een krachtige chemische verbinding is die van kalk[oxide] dat gemengd met zwavelzuur verandert in gips [en water]. Bij Goethe houdt calcium wel een beetje van oxide, maar komt zwavelzuur in de buurt, dan verlangt het calcium zo erg naar die zwavel [en wederzijds] dat zij niet anders kunnen doen dan zich verenigen en samen gips worden. Hoe het verder met dat zielige watermolecuul moet, valt minder op. Eduard merkt nog op dat affiniteiten interessant worden, wanneer ze scheidingen veroorzaken. Waarvan akte.


Charlotte en Eduard hebben een gelukkig verstandshuwelijk [Charlotte heeft een dochter uit een eerder huwelijk] en ook Eduard heeft zijn wilde jaren achter de rug. Uiteraard zijn ze zeer rijk en bezitten zij een uitgestrekt landgoed. Er wordt naar de mode van de Verlichting veel geredeneerd en gedebiteerd in de roman. Er is een nichtje Ottilie dat opgroeit in een internaat. Charlotte vindt dat Ottilie haar opvoeding moet voltooien in de gewone wereld [die van de adel natuurlijk] en wil haar in huis nemen. Eduard stelt voor dat ‘de kapitein’ een oude vriend met wie het minder goed gaat, enige tijd bij hem in dienst komt om behulpzaam te zijn bij de aanleg van een grote landschapstuin rond het kasteel.
Na een hoop gepraat, wordt de lezer verondersteld dat er een affiniteit zal groeien tussen de kapitein en de prille Charlotte. Maar wat Eduard al beredeneerde, analoog aan de chemie van verbindingen en afstotingen spelen sterke aandriften die in het karakter van de stof [lees hier mens] wonen en pas tot uitdrukking komen bij een wederzijdse affiniteit; m.a.w. een uitbreiding van de relaties binnen één ruimte leidt tot nieuwe verbindingen en scheidingen. De doorgewinterde lezer snapt al dat dit Eduard zelf zal overkomen en ja hoor, Eduard houdt het niet meer vol zonder Ottilie [hevige affiniteit om gips te worden] en ook Charlotte is zeer gesteld op de kapitein, maar deze affiniteit is minder heftig [het plasje water]. Op een zekere nacht bezoekt Eduard -met in zijn hart het beeld van Ottilie- zijn vrouw op in haar slaapvertrek. Ze hebben uiteraard eigen vertrekken. Ze hebben seksuele gemeenschap. De een virtueel met Ottilie; de ander virtueel met de kapitein.
Eduard raakt helemaal van de kaart, zo verliefd als hij is. De situatie leidt tot een scheiding. Eduard vertrekt om zich roekeloos in de oorlog te storten; en de kapitein om carrière te maken. Terwijl Eduard nog in krijgsdienst is, heeft Charlotte als gevolg van die ene liefdesnacht een kind gebaard. Zal de kleine Otto [dubbele naamverwantschap] als katalysator dienen om de scheiding van Charlotte en Eduard te lijmen?
Helaas, nee. Het wordt een relatiedrama. Het gaat helemaal mis met de chemie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten