Goethe en Die Wahlverwandtschaften
[LEYELOREN 4]
De chemische opvatting over affiniteiten en afstoting bij
stoffen waardoor chemische verbindingen en scheidingen ontstaan, wordt in de 18de
eeuw door Goethe toegepast op de menselijke aantrekkingskracht. Terwijl water
en wijn zich snel samenvoegen, zo weigert olie zich te mengen met water. Olie
en water hebben geen verwantschap, hoewel sommige stoffen zich wel laten
samenvoegen met een tussenschakel [of katalysator]. Bij olie en water is dat
loogzout. Hoe dat nu precies chemisch zat, was Goethe niet duidelijk, wat je
wel ziet is dat hij op een antroposofische manier naar de natuur kijkt. Alsof
olie en water geen zin in elkaar hebben.
Een krachtige chemische verbinding is die van kalk[oxide]
dat gemengd met zwavelzuur verandert in gips [en water]. Bij Goethe houdt calcium
wel een beetje van oxide, maar komt zwavelzuur in de buurt, dan verlangt het
calcium zo erg naar die zwavel [en wederzijds] dat zij niet anders kunnen doen
dan zich verenigen en samen gips worden. Hoe het verder met dat zielige
watermolecuul moet, valt minder op. Eduard merkt nog op dat affiniteiten
interessant worden, wanneer ze scheidingen veroorzaken. Waarvan akte.
Charlotte en Eduard hebben een gelukkig verstandshuwelijk
[Charlotte heeft een dochter uit een eerder huwelijk] en ook Eduard heeft zijn wilde
jaren achter de rug. Uiteraard zijn ze zeer rijk en bezitten zij een
uitgestrekt landgoed. Er wordt naar de mode van de Verlichting veel geredeneerd
en gedebiteerd in de roman. Er is een nichtje Ottilie dat opgroeit in een
internaat. Charlotte vindt dat Ottilie haar opvoeding moet voltooien in de
gewone wereld [die van de adel natuurlijk] en wil haar in huis nemen. Eduard
stelt voor dat ‘de kapitein’ een oude vriend met wie het minder goed gaat,
enige tijd bij hem in dienst komt om behulpzaam te zijn bij de aanleg van een
grote landschapstuin rond het kasteel.
Na een hoop gepraat, wordt de lezer verondersteld dat er
een affiniteit zal groeien tussen de kapitein en de prille Charlotte. Maar wat
Eduard al beredeneerde, analoog aan de chemie van verbindingen en afstotingen
spelen sterke aandriften die in het karakter van de stof [lees hier mens] wonen
en pas tot uitdrukking komen bij een wederzijdse affiniteit; m.a.w. een
uitbreiding van de relaties binnen één ruimte leidt tot nieuwe verbindingen en
scheidingen. De doorgewinterde lezer snapt al dat dit Eduard zelf zal overkomen
en ja hoor, Eduard houdt het niet meer vol zonder Ottilie [hevige affiniteit om
gips te worden] en ook Charlotte is zeer gesteld op de kapitein, maar deze
affiniteit is minder heftig [het plasje water]. Op een zekere nacht bezoekt
Eduard -met in zijn hart het beeld van Ottilie- zijn vrouw op in haar
slaapvertrek. Ze hebben uiteraard eigen vertrekken. Ze hebben seksuele
gemeenschap. De een virtueel met Ottilie; de ander virtueel met de kapitein.
Eduard raakt helemaal van de kaart, zo verliefd als hij
is. De situatie leidt tot een scheiding. Eduard vertrekt om zich roekeloos in de
oorlog te storten; en de kapitein om carrière te maken. Terwijl Eduard nog in krijgsdienst
is, heeft Charlotte als gevolg van die ene liefdesnacht een kind gebaard. Zal
de kleine Otto [dubbele naamverwantschap] als katalysator dienen om de
scheiding van Charlotte en Eduard te lijmen?
Helaas, nee. Het wordt een relatiedrama. Het gaat helemaal
mis met de chemie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten