dinsdag 13 december 2022

NIN - een boek van Caro Sicking

 

“Ik ben de dochter van mijn moeder, een hysterica tegen wil en dank,” noteert de verteller van een klein formaat boek dat in spiegelschrift NIN heet. Geschreven door Caro Sicking. Maar waarom die vreemde letters op het omslag? Omdat er twee – getwernde letters (van de V en de N) van hun  voornamen in de titel staan, waarmee meteen het hoofdthema van deze novelle is aangegeven: de dochter-moeder relatie; de problematische relatie tussen Nin en Viv. De moeder die voluit Vivienne heet en in Tarifa is gaan wonen, heeft na het horen van een fatale diagnose zelfmoord gepleegd en de dochter gaat op zoek naar wat hen met elkaar verbond. Dat is o.a. een minnaar, Andy, met wie ze [eerst Viv, dan Nin] een relatie hebben. Het boek is bijzonder door de omvang – 10 bij 15 bij 1 centimeter, de korte zinnen, de tekeningen en de vertelstijl. Dramatische gebeurtenissen worden verteld in weinig, maar indringende  woorden. Geen dikke pil, maar een flonkersteen.  

zondag 16 oktober 2022

IRONIE [Irralorifa 5]

    Ironie    

Dit wordt een echt interessant artikel, dus hou je stoel vast. Je moet dit niet letterlijk nemen, want je wordt in de maling genomen. Om een misverstand te voorkomen, even knipogen  :-) maar.

 

Ironie in teksten schijnt soms moeilijk begrepen te worden, zelfs door studenten in ‘creative writing; beweren hun docenten. Daarom stelden sommige schrijvers, onder wie Raymond Queneau en Willem Frederik Hermans voor om een ironieteken aan een ironische passage toe te voegen. We missen in teksten immers intonatie en lichaamstaal. Maar in hun boeken vind je dit teken niet terug. Het initiatief kent weinig navolging.

Ironie maakt gebruik van stijlmiddelen als overdrijving, cynisme, sarcasme, understatement, omkering en niet passend woordgebruik, zoals in: “De Paus schreef laatst een briefje, dat noemde hij encycliek.”

    en Komrij      Bij zijn column van 26 mei 2011 schreef Gerrit Komrij een naschrift met deze tekst: "Voor veel internetlezers lijkt een cursus ironie inmiddels een dringende vereiste. Wie leert de nieuwkomers onder de lezers [van F.C. de Wolk alias internet] nog lezen?"  De columns van de meester van de ironie, Komrij dus, zijn postuum gebundeld in Twee punt nulIronie in het kwadraat.

     en het drama

    Ook ontstaat ironie door confronterende gebeurtenissen. In de roman Herinneringen van een engelbewaarder van Willem Frederik Hermans brengt de hoofdpersoon, de rechter Alberegt [al berecht!] zijn joodse vriendin naar een schip in Scheveningen, zodat zij kan ontsnappen aan de dreigende Jodenvervolging. Op de terugweg via een binnenweg, rijdt de rechter een kind dood en gooit het lijkje in de struiken. Later blijkt dit meisje joods te zijn.

     en de tijd

In Het tumult van de tijd schreef Julian Barnes het volgende.

            Het is het beste om het leven met een opgewekt gemoed te beginnen. (…) En daarna.     als men de dingen en de mensen beter gaat begrijpen, een gevoel voor ironie te ontwikkelen, om je te wapenen tegen het tumult van de tijd. (…) Maar we leven niet in een ideale wereld. Wanneer de ironie ontaardt in sarcasme dan wordt dat de taal van de sloper en de saboteur.

    en de macht

            Als de macht iets haat dan zijn het wel de toneelschrijvers. Van alle kunst haten de dictators het theater het meest. Shakespeare liet in zijn koningsdrama’s zijn helden in de strijd tegen rivalen ten onder gaan. Maar hij heeft één ding van de macht onderschat – niet strijd – maar ironie treft hen harder. De macht sluit ze dan ook op: de spotters, de toneelschrijvers, de kritische journalisten. Het is vooral de bureaucratie, het systeem van de macht, die onverschillig is voor het lot van zijn slachtoffers. De bureaucratie is van rubber, van dossiers; ze is de kleilaag die alles smoort door regels en procedures. Het was Kafka die dat begreep: in Het Proces wordt de hoofdpersoon zolang beschuldigd en psychisch gemarteld dat hij tenslotte de misdaad bekent die hij niet begaan heeft.

    en Shakespeare

               Dit alles moe smeek ik de dood om rust:
               Ik zie verdienste schooiend langs de straat,
               En onbenul met feesttooi toegerust,
               En blind vertrouwen schandelijk geschaad,
               En non-valeurs met goud gedecoreerd,
               En maagdeneer tot hoerigheid verlaagd,
               En vervolmaaktheid smadelijk onteerd,
               En kracht waar kreupel wanbeleid aan knaagt,
               En kunst gemuilkorfd door een machtsorgaan,
               En waanwijsheid die hoge kunde slecht,
               En waarheid als onnozel afgedaan,
               En goedheid door Baas Euveldaad geknecht.
                           Dit alles moe verliet ik het subiet,
                           Als ik in 't graf mijn lief niet achterliet.

                                       Shakespeare Sonnet 66    vertaling: Erik Honders 2009

maandag 10 oktober 2022


 

                                                            PASSAGE NAAR ROME

 

Ik wil de lezer graag attent maken op de verschijning van een boeiend historisch werk van Frans Godfroy over de bekeringsreis van koningin Christina van Zweden onder de titel Passage naar Rome. In 1654 deed koningin Christina afstand van de Zweedse kroon terwijl ze een door de Jezuïeten beraamde bekeringsreis voorbereidde die zou worden voltooid bij de paus in Rome. De bekering was nog geheim maar de reis baarde veel opzien. Nu kun je ’s middags in Stockholm het vliegtuig nemen naar Rome en dan sta je nog voor het avondeten in de Sint Pieter, maar Christina deed er anderhalf jaar over. Aan die reis zaten heel wat voorbereidingen vast, niet in het minst omdat kort na de Vrede van Westfalen (hier beter bekend als de vrede van Münster) allerlei gebieden onder elkaar vijandig Luthers of Spaans gezag stonden, zodat Christina pas op 25 augustus 1654 veilig op Spaanse bodem aankwam bij het oversteken van de Mark. Op die dag had ze het middagmaal gebruikt in kasteel Bruheeze, de ‘Oude Hof van de abdij van Thorn’ en wel op Loveren in de huidige gemeente Baarle-Hertog.

Het bijzondere van dit boek waarvoor een diepgaand historisch bronnenonderzoek is gedaan, is dat Frans Godfroy vrijwel de gehele route zelf heeft nagereden, zij het in een kampeerkoets en zonder gevolg van zo’n tweehonderd begeleiders en beveiligers.

De Via Christina is zeer gedetailleerd te vinden op internet, net zoals het Marikenpad en het Hugo de Grootpad, die eerder al door hem zijn gedocumenteerd. [Zie routeyou.com]

Het boek van Godfroy is zo rijk aan historische details, dat het je af en toe duizelt van de namen en de politieke, godsdienstige en adellijke verwikkelingen. De veelal uitgewerkte voetnoten, het bronnenmateriaal en de registers beslaan 83 bladzijden: 1/5 van het totale boek.

Kortom: een grondig historisch werk over een opzienbarende bekeringsreis én een reisroute.

donderdag 8 september 2022

DE HENNEN EN DE HUNNEN

 

Genderaanduidingen ofwel de Hen en de Hun

 

Vanuit bepaald groepen wordt aangedrongen om aparte aanduidingen (voornaamwoorden) te gebruiken voor diverse genders (LHBT etc.). Zo zou voor non binaire personen de aanduiding ‘hen’ de voorkeur verdienen. Verschillende tijdschriften zoals Linda en kranten als De Volkskrant en Trouw gebruiken desgevraagd dit voornaamwoord. Je krijgt dan zinnen als: ‘Hen zegt dat hen niet met m of v in het paspoort wil worden aangeduid.’

Maar het voornaamwoord ‘hen’ bestaat al, nl. als de meervoudsvorm voor het lijdend voorwerp of direct object (ofwel de datief, de 4e naamval). Vb. ’De leden van het koor komen zingen op ons feest. Ik heb hen ook uitgenodigd.’

Daarnaast kennen we het zelfstandig naamwoord: ‘hen’ oftewel een kip.

 

Het invoeren van nieuwe aanduidingen met al bestaande voornaamwoorden is verwarrend.

En er is al zoveel verwarring over het verschil tussen hen en hun (resp. 4e en 3e naamval). ‘Hen’ wordt in de spreektaal zelden gebruikt. De meeste Nederlanders zeggen meestal ‘ze.’ (Ik heb ze ook uitgenodigd). Het onderscheid tussen hen en hun zou in de 17de eeuw bedacht zijn., maar in het dagelijks taalgebruik is dat onderscheid er nauwelijks. Maar het gebruik van ‘hun’ als onderwerp is toch echt fout. Als iemand zegt: ‘Hun komen vanavond op bezoek,’ dan vrees ik dat Atilla en zijn mannen voor de deur staan.  

Dit schreef ik over de gendervoornaamwoordendiscussie op Neerlandistiek.nl.

 

In Tilburg e.o. wordt vaak ge-hund. ‘Hun komen vanavond.’ ‘Ik heb hun/ze gezien.’ Het onderscheid hen-hun is gemaakt in de 17de eeuw. Men zegt door P.C. Hooft. Misschien staat het in de Twe-spraack vande Nederduitsche Letterkunst [Te lezen op DBNL]. In Zuid-Midden-Noord-Brabant en omstreken is ‘hen’ een kip die een ei kan leggen. Maak van de hen een men en je bent genderneutraal. Wat een dwaze discussie.

 


 Of het onderscheid tussen hen en hun inderdaad is bedacht, is tegenwoordig goed na te gaan dank zij het internet en DBNL. In de Twe-spraack (dialoog) geschreven door H.L. Spiegel voor de Kamer In Liefd Bloeyende te Amsterdam en in 1584 in Leiden gedrukt door Christoffel Plantyn staan rijtjes voor de voornaamwoordelijke aanduiding

Spiegel heeft Nederlandse woorden bedacht voor de Latijnse vormen. Ik geef het rijtje dat bij zy (mannelijk-meervoud) staat.

 Noemer              Barer                     Gever                   Aanklager           Roeper            Ofnemer

Nominativus      Genitivus            Dativus                Accusativus        Vocativus            Ablativus

Zy                           hun                       hen                    hen / ze                                   van/voor hun

 

We zien hier hun bij de genitief en bij de ablatief en hen bij de datief én hen (of ze) bij de accusatief.

Er staat daar dus zowel bij het lijdend voorwerp al bij het meewerkend voorwerp hen.

 

Toen vond ik dit artikel in de Correspondent. Geen man of vrouw? Dan ben je voortaan een ‘hen’. Daar stond o.a. dit:

 

‘Hen’ en ‘die’ zijn niet de eerste pogingen tot nieuwe voornaamwoorden. Al sinds in 1980 de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen werd aangenomen, is de discussie over genderongelijkheid in taal aanwezig. Uit die tijd stamt ook het schuine-streepjes-gender: ‘hij/zij.’ Andere initiatieven waren ‘zhij’ en ‘zhaar,’ die nooit hun weg hebben gevonden naar het dagelijks taalgebruik. 

De keuze voor ‘hen/hun’ is op z’n minst opmerkelijk. ‘Hen’ en ‘hun’ zijn namelijk zelf ooit kunstmatig geïntroduceerd in de Nederlandse taal. De uitvinder, Christiaen van Heule, was grammaticus in de zeventiende eeuw en druk bezig de taal in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te standaardiseren. ‘Een serieuze taal hoorde verschil te maken tussen een derde en een vierde naamval,’ zegt taalwetenschapper Marc van Oostendorp van het Meertens Instituut. Dat werd dus ‘hen’ en ‘hun.’ Of de uitvinding succesvol was, valt te betwisten. Want tot op de dag van vandaag struikelen mensen - ‘hun waren langsgekomen’ - over het juiste gebruik ervan. 

Om die reden is Van Oostendorp voorstander van ‘die’ als neutraal voornaamwoord. Die gebruiken we namelijk al als zodanig. ‘Mijn baas, die komt morgen langs,’ probeert hij. ‘Ja, dat werkt!’

Of ‘hen’ en ‘die’ succesvol zullen inburgeren in het Algemeen Nederlands is moeilijk te voorspellen. Taal verandert voortdurend, maar taal veranderen is heel andere koek. ‘Het is onbestuurbaar,’ volgens Van Oostendorp. [Ingrid] Van Alphen [linguïst aan de UvA – Opm. JM] heeft er wel een idee over: ‘De eerste stap is ‘hen’ en ‘die’ groots de wereld inslingeren.’

Het is dus een 17de eeuwse grammaticus die met het hen-hun onderscheid is gekomen.  Hij gebruikt dezelfde naamval-begrippen als Spiegel: Kijk bij G (Gever of datief= meewerkend voorwerp) en A (Aanklager of accusatief = lijdend voorwerp).

 

Eenvoudig (mannelijk).                Veelvoudig.

N.Hy Ipse                                            Zy ofte Zylieden Ipsi.

B.Zijns,                                                Zijnes/Haerer

G.Hem                                                 Hun / Heur

A.Hem                                                 Hen / Heur

 

Het onderscheid hun-hen voor resp. datief en accusatief (meervoud) is dus gemaakt door Christiaen van Heule in zijn Nederduytsche grammatica of Spraack-konst van 1625.

 

Ook Hooft heeft zich met deze kwestie bemoeid (hij kende Van Heule) en hij komt zelfs met het een nieuw woord voor de mannelijke datief: ‘hum’. Ik citeer Ernie Ramaker:  Over hen en hun.

“Interessant is wat P.C. Hooft schrijft in zijn Waernemingen op de Hollandsche Tael (ca. 1638)”

 

31. hy declineren wij dus.

Sing :

Plur :

hy.

zy.

Mij zoude best dunken den Datyf te maken hum in Singulari 

om hem te onderscheiden van den Accusatyf ejusdem numeri,

’t waer ook misschien beter in Ablativo Singulari te zeggen hum,

en zouden aldus de Datyf & Ablatyf Singulaer ietwes sweemen

na de Pluraelen.

zyns.

hunner.

hum.

hun.

hem.

hen.

o.

o.

hem.

hun.

 

Het is dus waar dat P.C. Hooft zich ook stelt achter het onderscheid hen-hun. Grappig is dat hij het woord ‘hum’ introduceert, maar zo vreemd is het misschien niet. We zeggen immers: Ik heb ‘m [spreek uit: um) gezien. En voor de orde – of zoals Hooft zegt dat het beter is dat de woorden ietwas sweemen (op elkaar lijken) spellen we dus ‘hum’. Het geeft mij een Brabants gevoel.

 

 

Terug naar nu.

‘Hen’ als nominatieve genderaanduiding in het enkelvoud is verkozen door 1700 mensen op de verkiezing van het non-binaire voornaamwoord die werd georganiseerd door Transgender Netwerk Nederland. Dat is, voor zover ik weet, geen organisatie van taalkundigen. Naast ‘hen’ mag van die ook ‘die’ gebruikt worden als neutraal voornaamwoord. Mag! Blij toe. Maar taalkundigen zouden die keuze niet gemaakt hebben, omdat ‘hen’ al bestaat. Daar - bij hen - ligt de voorkeur -zo nodig- bij ‘die’.

 

 

maandag 31 januari 2022

Het reine en het vuile [Bijlage 3 bij JSW]

3. Mannenfantasieën

Het reine en het vuile; Het droge en het vochtige

In het werk van Willem Frederik Hermans is het anorganische ofwel de niet-levende natuur, hard en rein en het organische, dus de levende natuur en vooral de mens, week en vuil. [Zie Huug Kaleis, 'De God Denkbaar verklaard' p. 65]. Dit doet weer denken aan een studie van Jonathan Littell over de Waalse fascist Léon Degrelle: 'Het droge en het vochtige'. Daarin analyseert hij de prototypische fascistische soldatenman. Deze is hard en meedogenloos. Hij is een spierenharnas. Zijn vijand is het weke en het vochtige en dus ook het vrouwelijke; alles wat vloeit. De dreiging van het vloeibare kan ook geprojecteerd worden op het bolsjewisme (zie p.25 Littell). Het zuiverende nationaal-socialisme bindt de strijd aan tegen het revolutionnaire proletariaat, tegen de rode vloedgolf van bloed, slijm en excrementen en tegen het Jodendom dat werd voorgesteld als een virus, als drek, als ongedierte dat vernietigd moest worden. Eichmann organiseert dat; het is zijn hoogste geluk als exterminator. [Nawoord Theleweit; bij Littell p. 114]. 
In de fantsieën van de soldatenman bestaan twee soorten vrouwen: de zuivere vrouw die geïdealiseerd wordt als de zorgzame moeder, de smetteloze verpleegster, de reddende engel en daartegenover het Flintenweib, de erotische vrouw, de hoer, waarin het lichaam van de soldaat a.h.w. oplost. Op een bepaalde manier zou je Elmi kunnen zien als de reddende engel en Roekie als het Flintenweib. 
Over de strijd van het harde tegen het weke en indirect over de fascistische organisatie Rex van Léon Degrelle, staat een passage in de scriptie van Vincent Haman op p.19 van Jouw stekelige woorden. 
In de Tweede Wereldoorlog streed een Waals legioen [de 5e SS Infanteriebrigade]  van de SS tegen de Russen in Belarus en Oekraïne. In De Verwondering  van Hugo Claus staat dat het Waalse legioen meer vorderingen maakt dan het Vlaamse, want ze hebben Belgische beroepsofficieren en de Vlamingen hebben niemand van het kaliber van Léon Degrelle. In het begin van 1944 werden twee  Duitse legerkorpsen bij Tjerkasy (Korsoen) aan de Djneper door Russische eenheden omsingeld. Bij de gevechten vielen onder de Duits legertroepen 19.000 doden en duizenden gewonden; toch wist een groep van 25.000 soldaten en manschappen, waaronder de 5e SS Infanteriebrigade Wallonien van Degrelle uit te breken. Hoewel hier dus sprake is van een verloren  slag werd die toch gevierd als een overwinning met een troepenschouw op 1 april 1944 in Charleroi.

Léon Degrelle links van het midden

Na de toespraken en onderscheidingsrituelen reden de mannen van het legioen naar Brussel waar Degrelle met  drie van zijn kinderen in een legervoertuig een uur lang een parade hield voor een aanzienlijke en juichende mensenmassa. [Littell, p. 90] Toen de Duitsers de oorlog verloren, vluchtte Degrelle in een Heinkel naar het fascistisch Spanje van Franco waar hij een kasteel liet bouwen in de buurt van Malaga. Daar vertoonde hij zich in kringen van neo-nazi's vaak gekleed in uniform en waar hij, de 'Leeuw van Tjerkasy' zich  in leven hield met corrupte handel  en de bouw van NAVO-bases. 

Over de soldatenman en Männerfantasiën schreef Klaus Theleweit het gelijknamige boek. In Jouw stekelige woorden vind je op p. 185 een passage over Eichmann en de kadaverdiscipline en op p. 54 iets over mannenfantasieën. Hugo Claus schrijft in De Verwondering over de nieuwe ordening die zal gaan heersen in de lage landen onder bewind van de nazi's. Waar nu het drijfhout van de weekheid, de gemakzucht en het miasma van de zinnelijkheid vlotte, zou spoedig de harde militaire mentaliteit heersen die een einde zou maken aan die luie westerse decadente gemakzucht.

Kasteel bij La Napoule [bijlage 2 bij JSW]


                                                    Een impressie van het kasteel in La Napoule

Op p. 104 van Jouw stekelige woorden staat hierover: "En terwijl zij [Elmi] de hele dag in het Franglais aan het regelen en koeterwalen was, ging hij [Vincent] in zijn eentje wandelen in Mandelieu. Bij terugkeer vertelde hij over het kasteel aan zee, een fantastisch bouwsel van een excentrieke Engelsman. Daar ging hij elke middag heen, naar het kasteel dan, want die Engelsman zelf was al jaren dood. Die lag naast zijn vrouw in een breed stenen bruidsbed onderin de hoogste toren. Het kasteel was in de jaren dertig van de vorige eeuw gebouwd in een middeleeuwse nepstijl, maar wel met centrale verwarming; dus oud en nieuw tegelijk. Vervolgens ging hij, zo vertelde haar vriend, naar de Engelse pub pal tegenover het kasteel waar hij een paar pinten bitter dronk en dan terugkeerde naar de flat."
Als Elmi vraagt hoe die kasteelheer heette, scheurt er net een turbojet boven de flat en verstaat zij iets als: Uri Claus.

Wikipedia:

Van oorsprong is het kasteel waarschijnlijk onderdeel van de verdedigingslinie tegen de moren. Sporen zijn na te gaan tot de 14e eeuw. In de tijd van Napoleon Bonaparte is het kasteel vervallen tot een ruïne. Eind 1800 was het herbouwd tot een provençaalse villa met pannendak. In 1918 werd het geheel gekocht door het echtpaar Henry en Marie Clews en rond 1920 in middeleeuwse staat gerestaureerd.

Henry Clews was zoon van een rijke bankier. Hij was beeldhouwer. Hij stond bekend als bizar humorist, wat is terug te vinden in verschillende van zijn beelden en wat ook op zijn grafsteen is vermeld. Marie Clews was architecte. Zij heeft het de kasteeltuin ingericht naar de Franse André le Nôtre-stijl met veel buxus, spiegelvijvers en cipressen en het kasteel in originele vorm teruggebracht. Voor beiden was het het tweede huwelijk. Ieder van hen ligt begraven in een crypte onder de toren.

De bouwstijl van het kasteel, dat rond 1920 werd gerestaureerd, is sterk beïnvloed door de art nouveau met allerlei links naar andere culturen. Tal van ornamenten en fabelachtige monsters zijn van de hand van Henry Clews zelf.

zaterdag 22 januari 2022

Vincent Haman [bijlage 1 bij JSW]


1. Vincent Haman

Marc van Oostendorp [thesaurier van de Nederlandse taal en literatuur] bespreekt op internet een boek van Willem Paap dat verscheen in 1898. Oostendorp zet meteen het licht op de al jeugdige verdorvenheid van de hoofdpersoon. 

"In Vincent Haman geeft hij [Paap] een afschuwwekkend portret van een literair wonderkind. De hoofdpersoon is een jongen die niet kan leren, die zich als kind ernstig misdraagt (op een dag introduceert hij het spel ‘koetje’: een vriendje en hij trekken allebei hun broek uit en gaan op handen en voeten staan. Twee vriendinnetjes mogen melken.) 

Maar Vincent komt uit een geslacht van letterkundigen, die stuk voor stuk een carrière hebben gebouwd op het uitpluizen en navertellen van wat buitenlandse schrijvers hebben gezegd, en vervolgens ‘polemieken’ voeren over die buitenlandse schrijvers. Het ene lid van de familie is er een belangrijk schrijver mee geworden, de ander een al even deftige hoogleraar.

Vincent blijkt nu te beschikken over een bijzonder, vroegrijp talent voor dat soort letterkunde. 

En dus wordt hij van jongs af aan gestimuleerd om al het andere te verwaarlozen en schrijver te worden. En dus vult hij een carrière met schrijven over niets, met polemiseren over letterkunde, met zich vreselijk kwaad maken over de stijl van andere schrijvers, met strijden voor zijn eigen woordkunst, om zo uiteindelijk een reuzebelangrijke schrijver te worden en in een ‘chrestomathie’ te eindigen."
Aldus Oostendorp.

Het boek (overVincent Haman is een satire op het 'literaire genie' van de 'Tachtiger' Lodewijk van Deyssel en op de woordkunstelarij en het literatureluren van deze generatie schrijvers van De Nieuwe Gids; een tijdschrift dat in 1885 werd opgericht en dat zich afzette tegen De (oude) Gids die al sinds 1835 bestond (en die nog steeds bestaat). Willem Paap verliet al na één jaar de redactie van DNG. Zijn literaire wrok komt dan terecht in dat boek over Vincent Haman.

Vincent Haman, een romanpersonage, is dus al met al een dubbel pseudoniem  want Lodewijk van Deyssel is weer een pseudoniem van Karel Alberdingk Thijm, wiens vader ook schrijver (en boekhandelaar) was. Van Deyssel koos die schuilnaam, omdat zijn familienaam die van een deftige 19de eeuwse katholieke familie was. Karel, alias Lodewijk alias Vincent, bracht een deel van zijn jeugd door op het katholieke jongensinternaat Rolduc. Beroemd of berucht werd zijn naturalistische roman: 'Een liefde' die ging over de wellust van ene Mathilde wat destijds als zeer aanstootgevend werd beschouwd, vanwege de erotische passages, waarvan er later enkele door de schrijver zelf werden verwijderd. Niet zozeer omdat die passages onzedelijk zouden zijn, schrijft Van Deyssel in een brief aan zijn vriend Prick, en niet omdat hij aan de publieke opinie tegemoet wil komen, maar omdat zij onvoegzaam zijn; omdat de auteur dit een letterkundige fout achtte. De passage zou een te sterke, disharmonische noot zijn; een theoretische demonstratie als voorbeeld voor de volstrekte vrijheid van de kunst, maar daardoor geen kunstbestanddeel. [Dit staat in het nawoord op p.26 van de onveranderde fotografische herdruk (1974) van de eerste en enige editie uit 1887]. 
Met onvoegzaam bedoelt de schrijver niet dat die passages onwelvoeglijk zijn, maar dat ze een betoog-voorbeeld zijn en daarom niet passen in een literair werk, Het is een argument.dat een politicus niet zou misstaan.
De rel over een onzedelijk boek was voor Nederland misschien wel nieuw, maar heeft een precedent in de heibel die in 1857 ontstond na het verschijnen van de feuilleton Madame Bovary van Gustave Flaubert. Flaubert werd voor het gerecht gedaagd wegens schending van de openbare zeden door te schijven over overspel van een gehuwde vrouw en over de banaliteiten van (niet haar) het huwelijk. Daamee werd het huwelijk in het algemeen bezoedeld en dat tastte de goede zeden aan. In de eerste druk van het boek veranderde  Flaubert 'van haar' (son) in 'van het (du). en zo deugt Madame Bovery niet en de hoeksteen van de samenleving nog wel. In 1873 veranderde Flaubert het son weer in du. Twee letters maken het verschil. Het is vrijwel zeker dat Van Deyssel met zijn gedurfde roman over Mathilde werd geïnspireerd door de kwestie rond Emma Bovary. Wie denkt dat die discussies over het vrouwbeeld rond 1880 oude koek uit preutse tijden zijn, heeft de toeëigenings- en canceldiscussie anno nu gemist. 

Terug naar Vincent Haman. Het is dus niet verwonderlijk dat Oostendorp in zijn bespreking van Paaps boek Vincent Haman typeert als een vroegrijp en vroegrot kind. Dat doet Willem Paap niet. Hij laat de passage van het jeugdíg wangedrag voor zich spreken. Die "ernstige misdraging" leidt ertoe dat Vincent naar de kostschool wordt gestuurd, zou je anno 1872 denken, maar dat gebeurt pas jaren na het koetjemelken, wanneer blijkt dat Vincent niets wil leren; zelfs niet kan rekenen. Hij wil alleen lezen, altijd alleen maar lezen. 
Toch gek dat de chrestomahticus van de Neerlandistiek dit schrijft. Ja lezen, dat weten we; dat is niet goed voor de deugdzaamheid. .Dat gelees wekt maar een verkeerd soort nieuwsgierigheid op. Hiermee is de figuur Vincent Haman meteen geframed door zijn verdorvenheid. Tja; maar dat zijn we allemaal, want volgens de apostel Paulus is de verdorvenheid ons aangeboren door de zonde onzer voorouders.

Ja, lezen en literatureluren, dat doet de Vincent Haman in mijn boek Jouw stekelige woorden ook. Vaak komen zijn zinnen regelrecht uit de literatuur en ook uit de Bijbel waarmee Vincent Roekie (zijn Lilith)  voortdurend pest. 
En zo is er weer een stukje verliteratureluren toegevoegd aan de chrestomathie van de Neerlandistiek.