vrijdag 29 maart 2013

ABSALOM


De dood van Absalom
[Leyeloren 5, Todesarten 2]

Nomen est omen.
Absalom, de derde zoon van koning David gaf al meteen zijn visitekaartje af door zijn halfbroer Amnon te vermoorden uit eerwraak voor zijn verkrachte zuster Tamar, wier naam palmboom betekent. Zo werd de boom zijn noodlot.
"Als hij een pruik had gedragen, had Joab hem niet kunnen doden," schrijft Flaubert in zijn Dictionnaire des ideés reçues. En Willem Frederik Hermans schrijft in Lotti Fuehrscheim: [p. 178] "Wanneer hij geen Absalom geheten had, nooit zijn haar laten groeien, zodat hij […] nooit in een boom had kunnen blijven hangen en Joab hem niet had kunnen doden."
Hiermee verbindt Willem Frederik Hermans Absalom met kapsalon; kapsalon komt van Absalom (Willem Frederik Hermans bespot hier bepaalde etymologen), maar eigenlijk betekent zijn naam: vader =  vrede. En het werd oorlog.

Hoe kan iemand met zijn haren in een boom blijven hangen? En in wat voor boom?
Die boom waarin Absalom hing, is in de Statenvertaling [1637] een eik! Wellicht kenden ze geen Nederlandse naam voor de boom uit het bijbelboek of was de soort hier toen onbekend. Maak er maar een eik van, die kennen we wel. Maar hoe raken je haren vast in een eik? Dat lukt helemaal niet bij deze boom? In de NBG - vertaling heet de boom terebint. Een terebint?
“De knechten van David troffen Absalom aan, terwijl deze op een muildier reed. Toen het muildier onder de dichte takken van een grote terebint kwam, raakte zijn hoofd vast in de terebint, zodat hij tussen hemel en aarde bleef hangen; en het muildier liep onder hem weg. Iemand zag dit en ging het Joab meedelen; hij zeide: Zie, ik heb Absalom aan een terebint zien hangen.”  [maar die soldaat durfde de zoon van de koning niet te doden, want dat had David verboden.] Maar Joab, de legeraanvoerder, trok zich niets van dat bevel aan en ging erop af.
 “Toen nam hij drie werpspiesen in zijn hand en stiet ze in het hart van Absalom, terwijl deze nog levend in de terebint hing. En tien knechten, wapendragers van Joab, omringden Absalom en sloegen hem dood.” [2.Sam. 18]

Waar was dit?
In die tijd had was er een Terebintendal, hetzelfde dal waar David Goliath een steen in zijn harsens slingerde en de reus met zijn eigen zwaard zijn kop afsloeg. [Israël  – Palestina: 1-0 ] Het lag in de omgeving van Azeka, nu Wadi es-Sant.

Maar hoe blijf je met je haren in een boom hangen? Zijn er specifieke eigenschappen van die boom;  in elkaar gedraaide takken of zoiets?
De grote Webster helpt. ‘terebinth: terebinthus: the turpentine tree’. Turpentine is een bruingele kleverige olieachtige stof. Terpentijn? Een kleverige stof dus. Raakten de haren van Absalom samengekleefd en verstrengeld, zodat hij a.h.w. vastgekit werd? Terpentijnboom; het register van de bomengids geeft niks. De encyclopedie wel: Pistacia terebinthus, terpentijnboom, familie van de pruik[!]boomachtigen. Meer een heester, sterk vertakt. Alle delen verspreiden een sterke harsgeur. De schors levert een harssoort: de zogenaamde terpentijn van Chio. De boom groeit rond het gehele middellandse zeegebied; Klein-Azië, etc. De vrucht bevat een etherische olie.
De terpentijn komt dus uit de schors. De hele boom kleeft, is sterk vertakt en dat geheel hangt laag boven de grond. Dus Absalom is in zo’n boom gereden, zijn haren raken verward in de takkenbossen en die kleven heel sterk. Pats, vastgekit dus, aan de pruikenboom. En de pineut.

Literatuur: René de Clerq [1877-1932] uit Deerlijk [B] heeft een toneelstuk over Absalom geschreven.
Zie ook: Willem Frederik Hermans: Lotti Fuehrscheim [In de bundel: Paranoia]

vrijdag 15 maart 2013

DIE WAHLVERWANDTSCHAFTEN


Goethe en Die Wahlverwandtschaften
[LEYELOREN 4]

De chemische opvatting over affiniteiten en afstoting bij stoffen waardoor chemische verbindingen en scheidingen ontstaan, wordt in de 18de eeuw door Goethe toegepast op de menselijke aantrekkingskracht. Terwijl water en wijn zich snel samenvoegen, zo weigert olie zich te mengen met water. Olie en water hebben geen verwantschap, hoewel sommige stoffen zich wel laten samenvoegen met een tussenschakel [of katalysator]. Bij olie en water is dat loogzout. Hoe dat nu precies chemisch zat, was Goethe niet duidelijk, wat je wel ziet is dat hij op een antroposofische manier naar de natuur kijkt. Alsof olie en water geen zin in elkaar hebben.
Een krachtige chemische verbinding is die van kalk[oxide] dat gemengd met zwavelzuur verandert in gips [en water]. Bij Goethe houdt calcium wel een beetje van oxide, maar komt zwavelzuur in de buurt, dan verlangt het calcium zo erg naar die zwavel [en wederzijds] dat zij niet anders kunnen doen dan zich verenigen en samen gips worden. Hoe het verder met dat zielige watermolecuul moet, valt minder op. Eduard merkt nog op dat affiniteiten interessant worden, wanneer ze scheidingen veroorzaken. Waarvan akte.


Charlotte en Eduard hebben een gelukkig verstandshuwelijk [Charlotte heeft een dochter uit een eerder huwelijk] en ook Eduard heeft zijn wilde jaren achter de rug. Uiteraard zijn ze zeer rijk en bezitten zij een uitgestrekt landgoed. Er wordt naar de mode van de Verlichting veel geredeneerd en gedebiteerd in de roman. Er is een nichtje Ottilie dat opgroeit in een internaat. Charlotte vindt dat Ottilie haar opvoeding moet voltooien in de gewone wereld [die van de adel natuurlijk] en wil haar in huis nemen. Eduard stelt voor dat ‘de kapitein’ een oude vriend met wie het minder goed gaat, enige tijd bij hem in dienst komt om behulpzaam te zijn bij de aanleg van een grote landschapstuin rond het kasteel.
Na een hoop gepraat, wordt de lezer verondersteld dat er een affiniteit zal groeien tussen de kapitein en de prille Charlotte. Maar wat Eduard al beredeneerde, analoog aan de chemie van verbindingen en afstotingen spelen sterke aandriften die in het karakter van de stof [lees hier mens] wonen en pas tot uitdrukking komen bij een wederzijdse affiniteit; m.a.w. een uitbreiding van de relaties binnen één ruimte leidt tot nieuwe verbindingen en scheidingen. De doorgewinterde lezer snapt al dat dit Eduard zelf zal overkomen en ja hoor, Eduard houdt het niet meer vol zonder Ottilie [hevige affiniteit om gips te worden] en ook Charlotte is zeer gesteld op de kapitein, maar deze affiniteit is minder heftig [het plasje water]. Op een zekere nacht bezoekt Eduard -met in zijn hart het beeld van Ottilie- zijn vrouw op in haar slaapvertrek. Ze hebben uiteraard eigen vertrekken. Ze hebben seksuele gemeenschap. De een virtueel met Ottilie; de ander virtueel met de kapitein.
Eduard raakt helemaal van de kaart, zo verliefd als hij is. De situatie leidt tot een scheiding. Eduard vertrekt om zich roekeloos in de oorlog te storten; en de kapitein om carrière te maken. Terwijl Eduard nog in krijgsdienst is, heeft Charlotte als gevolg van die ene liefdesnacht een kind gebaard. Zal de kleine Otto [dubbele naamverwantschap] als katalysator dienen om de scheiding van Charlotte en Eduard te lijmen?
Helaas, nee. Het wordt een relatiedrama. Het gaat helemaal mis met de chemie.

ZWINDINGEN


ZWINDINGEN
[Leyeloren 3]

Zwindingen is een compacte roman die verscheen in november 2012. De verschillende hoofdstukken spelen zich af in Goirle [In De Boschkens], Breda, Walcheren, het Vrouwenstrand, Knokke en aan het Zwin.


Korte Inhoud
Wanneer de 18-jarige Vincent Haman slaagt voor zijn eindexamen H.B.S. kan hij nog niet beginnen met zijn studie, omdat hij eerst zijn dienstplicht moet vervullen. In de twee jaren tussen zijn middelbare schooltijd en zijn studententijd verkent hij het leven en vooral de liefde met zijn lagen en listen. In deze ‘coming of age’ roman komen de vroege jaren zestig tot leven, zowel door de herkenbare topografische beschrijvingen als in de realistische dialogen. Waar de hoofdpersoon zich ook bevindt, overal treft hij nog sporen van de voorbije oorlog. Zoals het Zwin de grillige getijdegrens vormt tussen het formele Zeeland en het lustige Knokke, zo meandert in dit verhaal de mentale en morele breuk tussen de vooroorlogse gevestigde en de naoorlogse opkomende generatie. Een kloof die zich in de tweede helft van de jaren zestig zou verbreden. Deze roman, verteld in zowel melancholieke als ironische stijl, vormt het voorspel van die roerige tijden zestig.
Dit boek kun je bestellen bij iedere boekhandel, webwinkel of direct bij shopmybook. Levering duurt 3-5 dagen. Het boek heeft een harde kaft met stofomslag, telt 132 bladzijden en kost €14,95.
Een recensie vind je op de website Zeelandgeboekt.




dinsdag 12 maart 2013

NIEBLA EN MALINA: TODEDSARTEN

NIEBLA EN MALINA
TODESARTEN 1: 
[LEYELOREN 2]

Niebla [Nevel]is de titel van een Spaans boek waarin de wereldberoemde zin staat: Elk nadeel heeft zijn voordeel.
Een schimmig geval dit boek, waarin de schrijver ruzie krijgt met de hoofdpersoon over diens doodswijze. Is dat eigenlijk wel een Nederlands woord? Vast een germanisme. Dit woord las ik in een boek van Joke Hermsen: Stil de tijd, waarin een essay staat over Ingeborg Bachmann.
Ingeborg Bachmann wilde een trilogie maken die Todesarten zou moeten heten, maar die kon ze niet voltooien omdat ze stierf aan de gevolgen van een pijnlijke Todesart, nl. door een brand in haar flat. Waarschijnlijk is ze met een brandende sigaret in haar hand in slaap gevallen, [zoals ooit mijn hospes Willem, ober bij café De Zwart; hij had een paar verbrande vingers.] Bachmann overleed in een ziekenhuis in Rome. Zo verscheen alleen deel 1: Malina, door Werner Schroeter naar een script van Elfriede Jellinek verfilmd. IJverige letterenstudenten hebben tien jaar lang uit de enorme zooi aan nagelaten papieren, blaadjes, aantekeningen in agenda’s etc. deze trilogie geconstrueerd. Dit ‘boek’ het Todesarten- projekt is nog te koop voor ongeveer 700 euro.
Terug naar het schimmige boek.
De Todesart wordt in dat Spaanse boek de inzet van een geschil tussen schrijver en personage en bovendien tussen de schrijver zelf en de schrijver van het voorwoord; ook die laatste wordt door de auteur met een bepaalde doodswijze bedreigd. Aan het eind spreekt de hond van het hoofdpersonage, Orpheus heet het beest, de kynische grafrede uit. Zijn baas had een hondenleven!

Het boek verhaalt een tragische liefdesgeschiedenis, die me doet denken aan de affiniteiten-theorie van Goethes Wahlverwandtschaften. Mensen gaan onderling combinaties aan op grond van een gevoelsverwantschap; als bij een chemisch proces van wederzijdse aantrekking of afstoting. Verstandshuwelijken, gebaseerd op rede en niet op gevoelens van affiniteit gaan eraan te gronde, zoals in Goethes boek.
Hoe zit dat in het Spaanse boek?
De schrijver, Miguel de Unamuno, noemt het genre van zijn boek een nivola [vertaald als nevelle]. Hij wil het geen novella [roman] noemen, maar hij gebruikt de variatie in het woord -dat wij kennen als nieuwtje- ook in de betekenis van nevel.
Tot op tweederde is het een vrij traditioneel verhaal (als een operalibretto), zij het dat de hoofdpersoon het idee heeft dat hij niet echt bestaat, dat wij mensen een bedenksel zijn en dat we omtrent de zin van alles in nevelen leven. Vandaar de titel. In het stadje zonder naam kent iedereen elkaar, weet iedereen van elkaars leven en lotgevallen, behalve de hoofdpersoon Augusto, die niet veel uitvoert – hij schijnt rechtskundige te zijn, een rijke nietsnut. Hij is verliefd op Eugenia, een pianolerares, die niet van pianomuziek houdt. Maar Eugenia is verliefd op Mauricio, een arme nietsnut. Dus daar moet een vierde element bij Rosario, het meisje dat de was verzorgt bij Augusto. Augusto doet het zolang met Rosario, want Eugenia is te sjiek om het met haar al voor het huwelijk te doen. Toch gaan Augusto en Eugenia trouwen, [het huwelijk wordt door geld gekatalyseerd] waarop Mauricio en Rosario met elkaar aan de zwier gaan. Maar de dag voor het huwelijk vlucht Eugenia met haar eerste vriend. Nu is Augusto alleen en omdat Rosario van nederige komaf is, kan hij in dat roddelstadje daar niet mee verder; dus hij wil zelfmoord plegen. Zijn leven is zinloos geworden. Boos zoekt hij daarom zijn schepper (de schrijver) op, maar die wil niet dat Augusto zelfmoord pleegt. De auteur heeft Augusto verzonnen en ontkent de vrije wil van zijn hoofdpersoon. Die persoon bestaat niet echt; hij is een literair verzinsel en heeft niks te willen. De schrijver bepaalt de Todesart, niet het personage. Dus moet Augusto natuurlijk sterven.

LEYELOREN vs LEYDRADEN

LEYDRADEN
[LEYELOREN 1]

Ten zuiden van Tilburg ontspringen langs de zandruggen kleine riviertjes die naar het Noorden stromen. Ze heten allemaal Ley. Daartussen bevindt zich een heideveld dat tot het oudst bewoonde deel van het land behoort, de Regte Heide, waar paalgraven liggen van omstreeks 1500 voor Christus. De oostelijke beken monden uit in de Maas; de westelijke Ley heet stroomafwaarts Donge en komt uit in de Bieschbos. Daartussen ligt Goirle, eens een fabrieksdorp, nu een forensengemeente met 22.000 inwoners. Daarom  heet alles in de omgeving naar de Ley. Leyendaal, Leike, Leyhoeve, Leystroom, Leyakker, Leykant, Leybode, Leybron. En zoals het blad van de loodgieters Leidingen heet, zo heet het blad van de Literaire Kring Leydraden. Hadden de oprichters aan Ariadne gedacht of aan een weefgetouw? Mythe of werkelijkheid? Of allebei? Goede draad is duur.

Leydraden 
Zijn Leydraden die spinnendraden die in de herfst boven dit stroompje hangen of de hersenspinsels die de Goirlenaren in hun blad opschrijven? Of is het tijdschrift een gids, die ons raad geeft? Of duidt het op het garen waarmee de textielarbeiders een patroon weefden op hun getouw bij de Pui of Jan van Besouw? Of was het Ariadne met haar draad, een bol vol? Een kluwen draad, die Theseus afwikkelde terwijl hij achterwaarts tastend de  uitgang van het labyrint ontdekte, waardoor hij aan de Minotaurus ontsnapte. Het Engelse woord clue [clew] betekent kluwen Soms zit er een plot in de draad; een knoop en die kun je ontknopen. Wie de draad afwikkelt vindt de ontknoping. Vaak kwam dit omdat detectives misdadigers wisten te identificeren aan de hand van stukjes textiel die op de plaats delict werden aangetroffen. Spannende verhalen allemaal, met speurhonden, labyrinten, spinnendraden en hersenspinsels en mysterieuze stromen in mistige dalen. Waarmee verrast ons het Leydradenblad? 

Vier keer per jaar komt er een Draad uit en die staat dan vol met besprekingen van de literaire avonden, de boeken van de schrijvers van de literaire avond en vrij veel poëzie, nou ja, veel Speelse muze en een roddelrubriek onder de titel Peper en Zout. Er staat vrij weinig scheppend proza in. Welgeteld vier bladzijden in het 89e nummer. Het blad is buiten Goirle vrijwel onbekend [binnen Goirle houdt het ook niet over]. Er wordt nooit op gereageerd in  literaire kringen en het wordt ook niet genoemd in literaire rubrieken van de landelijke kranten. En onbekend maakt onbemind. Kan dat blad niet wat spannender en minder Leydradig? 

Daarom dit blog Leyeloren. Een internetblad naast het papieren blad