maandag 13 mei 2013

KLOKKEN DIE SLAAN


Klokken die slaan [Lees de tijd x]
[LEYELOREN 13] 

Klokken zijn gevaarlijke dingen. Ze slaan. Dat klokken slaan, dat wil zeggen over tingeltangel-, hamer- en klepelmechanieken beschikken, staat in Julius Caesar van Shakespeare. In het tweede bedrijf horen Brutus en zijn samenzweerders tegen de morgenstond de klok slaan. Trebonius: There is no fear in him. Let him not die; For he will live and laugh at this hereafter. [Clock strikes] Brutus: Peace! Count the clock. Cassius: The clock has stricken three.
Een aardig anachronistisch kunststukje van Shakespeare, want een slaand uurwerk werd pas veertien eeuwen na Brutus uitgevonden. Niettemin, de moord op Caesar is gepland en zonder klok geen doodslag. Het kon een pendule zijn, die Cassius [niet] hoorde. Ene pendel,  los van de klok, slingert langzaam heen en weer boven de buik van een gevangene. Onder aan de slinger is een scherp scheermes bevestigd. Langzaam bijna onzichtbaar daalt de slinger bij elke slag. De geboeide gevangene ziet elke slag met afgrijzen aan. Lees het in The pit and the pedulum van Edgar Allan Poe.
In films en verhalen vol actie en spanning moeten vlak voor de aanval de horloges gelijk gezet worden; een a-synchrone planning is niet zonder gevaar. Dat bewezen drie Palestijnse terroristen die met een bom onderweg waren naar hun doel in Israël, maar onderweg door hun eigen explosief werden gedood. Het tijdmechanisme van het aangeleverde explosief stond nog ingesteld op de Palestijnse wintertijd, maar de horloges van de mannen op de Israëlische zomertijd. Een fataal verschil. Een goed lopende en juist afgestelde klok is onmisbaar als je ergens een tijdbom plaatst en niet zelf uiteen gereten wilt worden. Dan s een bomgordel voldoende.Tot de klassieke scènes in de bomfilms behoort het moment waarop de detonnateur moet kiezen welke draad uit de klok hij moet doorknippen.
In de film Safety last! hangt Harold Lloyd aan de laatste wijzer van een grote buitenklok vele meters boven de winkelstraat. Zijn lot hangt aan de tijd. Tot hij uit de tijd valt.
Soms krijgt de klok slaag. Het laatste boek waaraan Harry Mulisch werkte, had de titel De tijd zelf. Het begint met een scène waarin de hoofdpersoon, Melchior Post, tijdens een heftige droom tegen zijn vierkante klokje slaat, dat daardoor een kwartslag kantelt. Als hij wakker wordt, constateert hij dat hij nog een paar uurtjes slapen kan. Zo mist hij een belangrijke afspraak en komt de intrige op gang. Mulisch heeft maar 22 bladzijden van het boek voltooid. Toen haalde de tijd zelf hem in.


LEES DE TIJD [Inleiding]


Lees de tijd [1] - Een kleine inleiding
[Leyeloren 10]

Geswinde grijsaert die op wackre wiecken staech,
De dunne lucht doorsnijt, en sonder seil te strijcken,
Altijdt vaert voor de windt, en ijder nae laet kijcken,
Doodtvyandt van de rust, die woelt bij nacht bij daech;
Onachterhaelbre Tijdt, wiens heten honger graech
Verslockt, verslint, verteert al watter sterck mach lijcken
En keert, en wendt, en stort Staeten en Coninckrijcken;
Voor ijder een te snel, hoe valtdij mij soo traech?
Mijn lief sint ick u mis, verdrijve' jck met mishaeghen
De schoorvoetighe Tijdt, en tob de lange daeghen
Met arbeidt avontwaerts; uw afzijn valt te bang.
En mijn verlangen can den Tijdtgod niet beweghen.
Maer 't schijnt verlangen daer sijn naem af heeft gecreghen,
Dat jck den Tijdt, die jck vercorten wil, verlang.


In dit sonnet van P.C. Hooft is het thema: de altijd bewegende tijd; eerst in objectieve zin en na de wending [regel 8] in de subjectieve beleving. De altijd bewegende tijd is één van de grootste fascinaties, zo niet de sterkste obsessie van de mens. Zowel zichtbaar in de wisseling van dag en nacht door de wenteling van de hemellichamen, als in ons bewustzijn speelt tijd een zeer belangrijke rol in ons denken en beleven. Het thema tijd is misschien na dat van de liefde en zoals in dit sonnet, vaak samen met de liefde het belangrijkste onderwerp in de literatuur. Tijd beleven we vooral via een innerlijk ritme dat versnelt dan wel vertraagt al naar gelang we ons vermaken, naar iemand verlangen of ons vervelen. Het steeds haastiger worden van de samenleving met haar vliegtuigen en computers heeft de mens niet bevrijd van tijdgebrek, maar hem gedrukt in een systeem waarin niet meer het innerlijke ritme, maar de dwang van de klok het leven tot op de seconde bepaalt. Hoe vlugger alles kan, reizen of rekenen, des te minder tijd. Daarmee wordt de klok met zijn tikkende secondewijzer een motief in de moderne literatuur en in de film. Het is de klok die met zijn immer dwingende voortgang het lot van de mens bepaalt.



We leven in tijd – die beperkt ons en bewerkt ons, maar ik heb nooit het gevoel gehad dat ik hem goed begreep. En dan heb ik het niet over theorieën hoe hij zich kromt en in zichzelf terugkeert of mogelijk ergens anders in parallelle versies bestaat. Nee, ik bedoel gewone alledaagse tijd die naar klokken en horloges ons verzekeren op een regelmatige manier verstrijkt:tik tak tik tak. Bestaat er iets geloofwaardigers dan een secondewijzer?En toch is het minste genoegen of verdriet al genoeg om ons te leren dat de tijd rekbaar is. Sommige emoties versnellen hem, andere vertragen hem; soms lijkt hij verloren te gaan, om nooit meer terug te komen. […] Zoveel weet ik wel: dat er een objectieve tijd bestaat, maar ook  een subjectieve, het soort dat je aan de binnenkant van je pols draagt, naast de polslsagader. En deze persoonlijke tijd, die de echte tijd is, wordt gemeten in jouw relatie tot de herinnering.  [Julian Barnes, Alsof het voorbij is

Het aantal gedichten en verhalen en films waarin de klok een kwellende rol speelt is talloos. Je kunt de tijd nu eenmaal geen zetje geven of terugdraaien, laat staan stilzetten. In hierna volgende artikelen onder de titel Lees de tijd  wil ik een aantal aspecten van tijd en klok in literatuur en film bespreken.

maandag 6 mei 2013

GOETHE EN DE KLEUREN


Goethe en de kleuren

[Leyeloren 12]

Johann Wolfgang von GoetheIn Door gevaarlijke gekken omringd schrijft Willem Frederik Hermans over Goethes buste in het Quai d’Orsay museum in Parijs: “ dat de grote dichter eerder als een seniele schizofreen, dan als een Olympiër is uitgebeeld." [p.134, zie afb.]

Verder vertelt Hermans wat anekdotes over schrijfmachines [Goethe had een Eckermann]. Op p. 510 staat een stukje over het belachelijk maken van theorieën, zoals de kleurenleer van Goethe. Over Goethes kleurenleer [Farbenlehre, Tübingen, 1810] zegt Hermans, die "kun je niet zonder maagkrampen volgen." Je kunt blauw [zwak] verbinden met rood [sterk] en je krijgt paars. Met bruin blijft alles bruin. Bruin heeft geen zin om vriendjes te worden met blauw. Dat typeert de theorie. Willem Frederik Hermans legt uit dat je wijsbegeerte belachelijk kunt maken, maar dat natuurkundige theorieën gebaseerd op empirisch onderzoek, niet belachelijk gemaakt kunnen worden. Goethe experimenteerde met prisma’s en zag de breking van het licht in regenboogkleuren, maar ultraviolet en infrarood kon hij niet zien. En wat je niet ziet, bestaat niet, denkt Goethe. Om het van dichtbij te kunnen zien, kocht hij een telescoop.
Het wetenschappelijk werk van Goethe, zegt Hermans, stelt niks voor, is zelfs lachwekkend. Boudewijn Büch, van Goethe idolaat, gaat hiermee akkoord als het over de kleurenleer gaat. Aan deze en andere fysische theorieën heeft Goethe veertig [!] jaar gewerkt,. Dat leverde tien dikke delen, volstrekte onzin op. Het zijn hersenspinsels als in Die Wahlverwandtschaften. Als zwavelzuur calciumoxide ontmoet dan is de zwavel zo geil van de kalk; dat de zwavel zijn waterstof afstoot en het calcium haar zuurstof; zodat zwavel en kalk zich met elkaar kunnen verenigen om gips te worden. De rest verdampt. Zo werkt het ook in de verliefdheid. Je hebt bijvoorbeeld wel of geen zielsverwantschap met de een [of die verwantschap is uitgeblust] maar wel met een ander. Dan wordt er gescheiden en verbonden. Zo verklaar je dat. Met metaforische analogieën. Schrijvers als Mulisch zijn er dol op, maar met wetenschap heeft het niets van doen. Bij Willem Frederik Hermans lees je niets over Goethe dan in negatieve zin. Hermans contra Mulisch; de geofysicus en de alchimist. Wittgenstein contra Tanchelijn.
Meer succes had Goethes Farbenlehre bij de antroposofen. Die zijn helemaal gek van de kleurentheorie. Het gaat hier om koppelingen aan metaforische ideeën over kleuren (rood = hartstocht; blauw = koel). Bij de antroposofen zijn dat geen subjectieve beelden van mensen over licht, maar denkbeelden en gevoelens van het licht zelf. Licht dat door een klein gaatje in de camera obscura valt, moet wel lijden! Licht dat pijn lijdt! Blauw licht dat intens en purper wordt, zoals een bleek meisje bloost en rose wordt. Zulke ideeën vind je bij Goethe en bij Steiner.
Die Steiner had beter eens kunnen nadenken dat je met "licht" in atomaire vorm, ik bedoel de toepassing van radioactieve straling in de oncologie, mensen kunt genezen. Daar zijn de antroposofen helemaal tegen - want atomair is slecht. Je moet een zieke met kleurentherapie benaderen. Je houdt hem een rood lapje voor als hij slap is of een blauw lapje als hij koortsig is. Als de zieke daar gevoelig voor is, dan wordt hij wel beter en als die geen gevoel voor kleuren heeft, dan gaat de sukkel dood. Denk aan Sylvia Millecam!
Ludwig Wittgenstein heeft ook over kleuren geschreven. Stelling 70 uit Opmerkingen over de kleuren, deel I. “ Goethes leer van het ontstaan van de kleuren van het spectrum is niet een theorie die onbevredigend is gebleken, maar eigenlijk helemaal geen theorie. Niets kan ermee worden voorspeld. Zij is eerder een vaag denkschema [-]. Er is ook geen 'experimentum crucis' dat ten voordele of ten nadele van deze leer zou kunnen beslissen.”
Och Goethe, zeker een interessante man. Hij werkte aan van alles tegelijkertijd. Een multitasker. Hij schreef twintig jaar aan zijn toneelstuk Faust. Over de duivel en een alchimist. Terug naar de middeleeuwse folklore. Over een man die zijn ziel verkoopt aan de duivel voor verse seks met Gretchen en haar blonde vlechten. Vast ook met die vlechten. Het eerste deel is nog geestig zoals het stukje met de pratende hond en kat in de kelder van de alchemist die voor Faust een viagradrankje bereidt, maar deel twee met al die heksen op de Walpurgisnacht op de Brockenberg in de Harz is onspeelbaar, maar leuk bedacht. Dus daar, op de Hexentanzplatte, is nu een grootse licht- en geluidsshow, voor toeristen dan. Wie heeft dit stuk ooit in zijn geheel gezien? 
Zoals bij veel schrijvers is het debuut ook meteen het beste boek. Goethe had iedereen beet met het lijden van de jonge Werther. Een klein meesterwerk in brieven met tranen bevlekt. Een zelfmoordsucces. 
Goethe bleef nog lang en gelukkig schrijven.

vrijdag 3 mei 2013

Dodenherdenking


Dodenherdenking op 4 mei 2013
[Leyeloren 11]

Op 4 mei herdenkt de Staat der Nederlanden de Nederlandse slachtoffers sinds de Tweede Wereldoorlog. Op de Dam in Amsterdam staat een grote pyloon met daarachter een halfronde wand waarin een tekst van Adriaan Roland Holst staat gebeiteld. Hoogdravende poëzie van erts tot arend. Bij dit monument worden ook de gevallenen herdacht van militaire operaties na 1945, Nederlands-Indië, Libanon, Bosnië, Afghanistan. In vrijwel alle gemeenten van Nederland worden ook herdenkingen gehouden voor de lokale slachtoffers. In het plaatsje Vorden vond het comité het wel een goed idee om ook aan de Duitse gevallenen ter plekke een eerbetoon te organiseren, zij het in bescheiden zin: er langslopen. Hoefde niet, kon wel, maar wel voorgesteld als mogelijkheid. Meteen allerlei organisaties boos. De Duitsers waren toch de daders. De burgemeester probeerde nog uit te leggen dat die arme soldaten toevallig boven Vorden in hun vliegtuig waren neergeschoten en ook maar gestuurd waren. Daders maar ook. Dat is in zekere zin allebei waar.
Een paar jaar gelden speelde in de gemeente Goirle een soortgelijke kwestie. In september 1944 werd het zuidoostelijk deel van de regio Tilburg beschoten door onze bevrijders. Een Duitse kanonnier ingekwartierd bij een boerderij in Goirle bracht bij het begin van een beschieting twee kleine kinderen die op het erf speelden in veiligheid, waarna hij zelf dodelijk getroffen werd. Voor deze ‘Goede Duitser’ maakte men een beeld dat de initiatiefnemers graag in de openbare ruimte geplaatst wilden zien. De gemeente zag daar geen heil in. Het beeld kwam terecht in de voortuin van een huis in het dorp Riel. Daar staat het sinds drie jaar zonder protest of beschadiging. Maar in een privétuin. Niet op een officiële plek. En dat is nu juist de goede keuze.

Natuurlijk hadden de meeste Duitse soldaten geen keuze, ze waren dienstplichtig. Wie in het leger is geweest, weet dat je in de eventuele oorlog maar twee keuzes had. De eerste was op bevel sneuvelen voor het [zgn.] vaderland of als held overleven. De tweede keuze: deserteren en voor het vuurpeloton vallen. Kies maar!
Moeten we ook niet al die soldaten herdenken die vóór 1940 in militaire dienst vochten in Atjeh? Dat deden ze toch ook voor koningin en vaderland? Of zij die tegen Franco vochten in de burgeroorlog in Spanje? En die sneuvelden in de Belgische opstand? En zij die Indianen gingen uitroeien in Amerika of de slaventransporten beschermden van de VOC in Afrika? Die sneuvelden toch ook voor volk en vlag. Denkt Nederland dat het pas goed geworden sinds 1940? Wat deden we dan in Indië?
In mijn boek Zwindingen probeer ik daar wat over uit te leggen.