dinsdag 10 november 2020

Kafka's bijl

 

Kafka's bijl

De nieuwste Nederlandse vertaling van Das Schloss van Franz Kafka luidt: Het Kasteel in plaats van het gebruikelijke Het Slot. Hoe komt dat? Vindt de vertaler, Willem van Toorn, Slot een ouderwets woord? In het Engels is de gebruikelijke vertaling The Castle, omdat het Engelse woord slot alleen slot = sluit(ing) betekent, zoals in deurslot. Zouden we het boek niet kopen, omdat Van Toorn bang is dat we denken dat het over sloten en sleutelmakers gaat?

Het woord slot voor een burcht, ligt dichter bij de wereld van Kafka, omdat het de bijbetekenis heeft van gesloten, moeilijk toegankelijk, terwijl een kasteel, zowel een grimmig (Grimm!)bouwwerk als een sprookjespaleis van Disney kan zijn. Een Engelse illustrator heeft de omslag zelfs voorzien van een foto van Neuschwannstein; het archetypische sprookjeskasteel. Die illustrator heeft het boek duidelijk niet gelezen. Een slot roept al meteen sombere gevoelens op: moeilijk bereikbaar op een bergtop, dikke, hoge muren, geen ramen. In de nacht een zwart en dreigend silhouet. Maar bij Kafka zelfs dat niet.

Het was laat in de avond toen K. aankwam. Het dorp lag diep onder de sneeuw. Van de berg waarop het slot stond, was niets te zien, hij was omgeven door mist en duisternis, zelfs niet het zwakste schijnsel duidde aan waar het grote slot lag. Lange tijd stond K. stil op de houten brug die van de grote weg naar het dorp leidde, en keek omhoog in de schijnbare leegte.

Dat Het Slot een vertaling is die beter past bij Kafka, komt niet alleen omdat hij zijn hoofdpersoon, genaamd K. laat dwalen in een onbegrepen leegte, waardoor hij nooit toegang krijgt tot het slot, maar ook omdat Kafka dat als jongeman zelf zo formuleert in de brieven aan zijn vriend: Oscar Pollak. Volgens Kafka werkt menig boek als een sleutel naar vreemde zalen in ons eigen slot en moet een boek zijn als de bijl voor de dichtgevroren zee in ons. 



Een boek: als een bijl, de ijsbreker van ons bevroren gevoel en als de sleutel die het slot opent naar de wereld van onze verbeelding. Niet dat van het sprookjeskasteel van Neuschwannstein, maar dat van ons eigen spookslot met zijn vreemde zalen; het huiveringwekkende doolhof van ons hart en ons brein.  

maandag 4 mei 2020

Rotterdam mei 1940

Foto’s van Rotterdam, mei 1940 

Deze foto’s zijn scans van drie originele afdrukken van foto’s gemaakt in Rotterdam mei 1940 na het bombardement. Ze lagen in een mandje in de slaapkamerkast van mijn ouders. Op de achterkant heeft mijn vader de locatie opgeschreven. 
Bovenste: Duitse parachutisten boven de Maasbruggen [zie naschrift]
Midden: spoorviaduct bij De Beurs (rechts de Laurenskerk)
Onder: Van Hogendorp(s)plein bij de Coolsingel.

Naschrift: Een attente lezer van dit blog attenteerde mij erop, dat de bovenste foto is gemaakt op 10 mei 1940 en dat daarop parachutisten zijn te zien die worden gedropt bij de spoorbrug bij Moerdijk gezien vanuit Dordrecht; dat is dus over het Hollands Diep en niet over de Maas in Rotterdam. Dat klopt ook met de wat vage omgeving van de brug; daar is geen stad te zien. Altijd kritisch kijken, dus. Dezelfde lezer gaf mij ook een bron: http://www.bhummel.dds.nl/gif/moerdijk.html

maandag 30 maart 2020

De Schreeuw


Er is een schilderij dat De Schreeuw heet.
Je hoort niks maar je ziet de schreeuw.
Je denkt dat het figuurtje op het schilderij schreeuwt.
Maar het figuurtje houdt zijn handen tegen zijn oren.
Het wil de schreeuw niet horen.
Het schilderij heet trouwens in het Zweeds Skrik.
Het is het geweld van de natuur dat het figuurtje schrik aanjaagt.
De rivier kolkt en de lucht is bloedrood.
Het zou komen door de uitbarsting van de Krakatau destijds.
Dit gevaar is zichtbaar en hoorbaar.
Het is geen virus.
Een virus is onzichtbaar.
Het maakt geen geluid en heeft geen kleur.
Het is een sluipmoordenaar.
We moeten onze neuzen en monden sluiten.
We durven niet meer te ademen.
De natuur schreeuwt en wij zijn de wanhoop nabij.
De schilder noemde zijn schilderij eerst Wanhoop.
Dat vond hij blijkbaar toch te deprimerend.

maandag 27 januari 2020

SEMIOTIEK - Interpretatie van taal en tekens

SEMIOTISCHE DWAALWEGEN

De semiotiek ging oorspronkelijk over de uitleg, de interpretatie van tekens, zoals van seinen en verkeersborden. In 1906 werd de semiotiek 'uitgevonden' door Ferdinand de Saussure en via o.a. Roland Barthes en Michel Foucault ging de semiotiek eigenlijk over alles wat een boodschap uitzendt: teksten, toespraken, praatjes en reclameborden, maar ook kleding, kleuren, symbolen; kortom alles wat betekenis kan dragen. In de communicatie met taal en tekens draagt alles betekenis. De grootste bijdrage aan de semiotiek komt van Umberto Eco lector in semiosis.
Wat is de naam van de roos? Roos! Maakt het wat uit waarom een roos roos wordt genoemd? Zegt het iets over haar geur of functie (welzeker: je geeft een geliefde een roos; geen aronskelk) of zou de roos anders ruiken als ze anders heette, vroeg Shakespeare zich al af. Ooit heeft de rode roos zich genesteld in de harten als het symbool van de hartstocht. De roos heeft betekenis gekregen. Het is niet zomaar een bloem.

Alles wat we horen, lezen en zien wordt door ons geïnterpreteerd. Dit gebeurt in eerste instantie op een basaal – semantisch niveau, de letterlijke betekenis. De ontvanger probeert de boodschap te begrijpen op het niveau van een mededeling. Laten we zo’n mededeling eens nader bekijken.

Het eten is klaar

Iemand roept tegen zijn huisgenoot: het eten is klaar; dus denkt de ontvanger: ik moet nu aan tafel gaan zitten om te eten. Is het een buurman die toevallig deze roep hoort dan denkt hij: 'O, hiernaast gaan ze eten.' Maar is het een ober in een restaurant die dit hoort, dan weet dat hij moet opdienen.

 Je merkt op dat je al drie manieren zijn waarop de ontvanger de boodschap interpreteert. Het kan ook zijn dat de ontvanger juist ruzie heeft gehad met de boodschapper over de keuze van het voedsel en denkt: barst maar, ik ga dat mooi niet eten! Al blijft de letterlijke betekenis dan onaangetast. Het is ook mogelijk dat de boodschap een code is. Bijvoorbeeld wanneer deze mededeling in oorlogstijd over de radio klinkt. Een verzetsgroep weet dat ze in actie moet komen.
Wanneer alleen al in zulke basale situaties van de mededeling al meerdere interpretaties mogelijk zijn, want voor uiteenlopende verklaringen kan dan een wat mysterieus gedicht niet opleveren. En zijn die verklaringen dan alle geldig? Want er zijn grenzen aan de interpretatiekunde.


In bovenstaande zin kun je de drie elementen van de mededeling nader bekijken.
1.       De bedoeling van de boodschapper (bij een boek: de schrijver = intentio auctores). In de dagelijkse context betekent dit dat de boodschapper wil dat men komt eten.   

2.      De inhoud van de boodschap (bij een tekst of lezing = intentio operis) is eenduidig: er is voedsel gereedgemaakt dat klaar is (om op te eten).

3.       Bij de ontvanger (bij een tekst is dat de intentio lectoris) betekent het dat
 die moet of kan gaan eten. Of hij denkt: zo vlug klaar, dat zal wel opgewarmd zijn.

Op het niveau van een simpele mededeling is er weinig diepgaands te interpreteren. Ze heeft een louter informatieve functie. In de dagelijkse omgang is dit de meest voorkomende functie. Er wordt iets praktisch gezegd, zonder bijbedoeling. Dit is de eerste functie van de taal. 

Tijd dus om eens beter te kijken wat er nu eigenlijk gebeurt wat we lezen als we lezen. 

De kritische lezer
Grofweg kun je twee soorten lezers definiëren. De naïeve, argeloze lezer of semantische lezer. Die vat de tekst op zoals die er staat. Hij leest 'niet door de regels heen'. Daarnaast is er de kritische of semiotische lezer die onderzoekt of en waarom een tekst bepaalde semantische betekenissen produceert, of er a.h.w. betekenislagen verborgen liggen, bijvoorbeeld door te letten op de context. Is de verteller betrouwbaar; gebruikt hij bepaalde woorden of een code die alleen vertrouwelingen door hebben? 
En dan is er nog de anagogische lezer die in een tekst vooral vindt wat hij er zelf in stopt omdat hij/zij  een complotdenker, een fantast of een gelovige is. Een voorbeeldvan een anagogische manier van interpreteren: Als het Joodse volk vlucht uit Egypte naar het beloofde land, laat God de (Rode) zee splijten en vlak voor de achtervolgers weer sluiten. De anagoog kan hierin een verwijzing zien naar de levensweg van de ware gelovige naar het hemels paradijs. Is het een historisch verhaal of heeft de schrijver er (nog) een bedoeling mee? De bedoeling is dan dat alles in de Bijbel wordt uitgelegd als een verwijzing naar het hemelse Jeruzalem. In dit geval zou dat kunnen, want de tekst is bijna duizend jaar jonger dan de mogelijke datering van de exodus. Het verhaal wordt dan gebruikt om de lezer te laten denken dat zijn leven en zijn eindbestemming in Gods hand is.


Een procédé dat de lezer op de proef stelt, werd vaak gebruikt door Agatha Christie, bijvoorbeeld in The murder of Roger Ackroyd. Daar probeert de verteller de lezer te laten denken dat anderen de moord hebben gepleegd. De naiëve lezer trapt erin en hem of haar wordt aan het eind gevraagd de tekst nog eens te lezen, omdat de verteller zijn misdrijf niet verborgen heeft gehouden. De kritische lezer (die dat wel doorheeft en de plot dan al kent) kan dan in tweede instantie de vertelkunst van Agatha Christie nog eens verifiëren en bewonderen. (wordt vervolgd).

donderdag 2 januari 2020

Anton Dautzenberg spreekt stal


Anton Dautzenberg vertelt tijdens jazzfestijn over een boek uit 1923 over de toekomst in 2020 

Ik had er nooit van gehoord, maar in 1923 publiceerde Maurits Wagenvoort Een huwelijk in 2020. In 2020 loopt iedereen met een fotofoon op zak: een ding waarmee je kunt bellen en fotograferen. Handig! Ook zou het kapitalisme zijn afgeschaft en kinderen zouden niet door hun ouders maar in staatsopvoedingshuizen, alias kindertuinen worden grootgebracht. De staatsgesubsidieerde kinderopvang doet nu in elk geval veel politiek stof opwaaien. Ook zouden we alleen nog een soort voedzame pastilles eten (had hamburgers moeten zijn).

Dit o.a. meldde De Volkskrant op 31 december 2019 in een stuk over hoe ze vroeger dachten hoe het er later uit zou zien. Voorspellen is nogal moeilijk. Zo'n fotofoon was redelijk voorspelbaar. In 1923 had je telefoons en fototoestellen. Maak er één apparaat van. Zo'n uitvinding is niet toevallig. Maar minder toevallig is dat het voor mij onbekende boek van Wagenvoort binnen vier dagen tweemaal werd behandeld.

Op 28 december 2019 trad stadsdichter Anton Dautzenberg op als spreekstalmeester bij het muziekfestijn Stranger than paranoia (Paradox Tilburg). Hij had het boek van Wagenvoort in zijn hand en hij onthulde nog andere details uit dit curieuze boek, dat in het voorjaar opnieuw verschijnt (dankzij AHJD). De spreekstalmeester trad drie keer op voorafgaand aan het optreden van elke band. Hij nam er de tijd voor, terwijl de muzikanten wachtten. Bij de derde keer werd het wat onrustig, zowel op podium als in de zaal. Het was al half twaalf. Een vaste kern in zijn toespraken vormde dat boek van Maurits Wagenvoort. Een aantal voorspellingen in het boek waren dichtbij de huidige werkelijkheid, zoals hierboven geschreven. De stalmeester bereed voorts zijn stokpaardjes, m.n. de slappe staat van de hedendaagse literatuur en kritiseerde alle kunsthotemetoten, de commissies, besturen, adviseurs en cultuurambtenaren die allemaal meer verdienen dan de gemiddelde kunstenaar. Ook hekelde hij de boekenmarkt. Het moet tegenwoordig allemaal non fictie zijn, dus waar gebeurd. In de top meest verkochte boeken staan prutswerken over criminelen en voetballers. Voor de verbeelding is weinig ruimte. Het had allemaal weinig te maken met het muziekprogramma. Blijkbaar benutte Dautzenberg zijn functie als stadsdichter dat hem een podium bood om zijn gram over de cultuur te spuien en wat sneren uit te delen over zijn kunstbroeders. Dat deed hij ook op de boekenmarkt in augustus jl. Dautzenberg noemde nog wat frappante details uit dit boek, zoals het vervagen van het onderscheid der seksen (volgens mij krijgen we er juist een half alfabet bij) en ook zouden we dagelijks een potje naakt worstelen (het gemiddelde is nu twee keer per maand). Hij was niet erg te spreken over de stijl van Wagenvoort, maar die is toch altijd nog minder erg dan die van iemand die De Nachtstemmer schreef.
De klok tikte verder; het was al middernacht toen Serigne Gueye Africa Unite zong. Mochten we eindelijk ook eens onze stem gebruiken.