zaterdag 31 augustus 2013

LITERAIRE DIEREN 2

Over vallende mussen en duiven …

De literaire functie van dieren en voorwerpen
 [Leyeloren 18]


Mag in een klassiek [d.w.z. traditioneel] verteld verhaal een mus van het dak vallen zonder dat deze gebeurtenis verder in het verhaal een functie heeft?

Deze kwestie komt aan de orde in de bespreking Een dasspeld en geen das in Malle Hugo van Willem Frederik Hermans. Hermans noemt dit verlangen religieus, omdat in de bijbel staat, [Matth.10. 39.] dat God nog geen mus van het dak laat vallen zonder dat Hij dat wil. Welk dak?
In de Statenbijbel vallen de mussen op de aarde. Van een dak wordt niets gemeld. In de NBG-vertaling van 1969 komt er nog een duif bij die zonder de Vader ook al van geen dak valt. Al zouden die vogels dat zelf willen, dan nog niet.
Nu heb ik zelf nooit een mus op de aarde zien vallen, maar wel een duif van een dak. Bedenk dat dit beest in de christelijke godsdienst wel twee keer meer waard is dan twee mussen en bovendien de heilige geest in verderkleed verbeeldt.

De duffe duif werd geklauwd door mijn felle kat en bleef even versuft op de straat zitten, terwijl ik de duivelse aanvaller verjoeg. Daarna vloog de vogel half vleugellam op en plofte neer op de pannen van meneer Kniknie. Daar ging hij - de geest is een doffer - zitten mijmeren over Sein und Zeit. Na een uur viel hij van het dak dood in de lange voren. Als dat de wil van de Vader is, wat is dan Zijn bedoeling? Ik zie een duif op aarde vallen. Zinloos feit.

De wereld valt uiteen in feiten en daar maken wij ons beelden van en die worden weer gedachten. En de gedachten worden zinnen en zij maken connecties. Ze worden een verhaal. En een goed verhaal is een poging om betekenis aan het onuitsprekelijke te geven: de specialiteit van vertellers. Niet de waarheid, maar een subjectieve waarheid. Van Willem Frederik, die cynisch nihilistisch zijn hoofdpersoon in Paranoia van het dak laat springen; tot zijn tegenpool, de humorist Hermans, die ons schrijnend mooi Charelli’s laatste auditie toont. Als alles is mislukt, heeft de schlemiel nog zijn ultieme goocheltruc met de duif. Maar de doif is dood! Springt Charelli van het dak?

Maar wat moet ik met die pechvogel van de Liefkenshoek? Over zinloze feiten en kwesties waarover je niks kunt zeggen, bijvoorbeeld hoe een kameel door het oog van een naald gaat of in welke taal de Edense slang tegen Eva sprak, kun je beter zwijgen. In een verhaal zou mus noch duif van het dak mogen vallen, zonder dat het verder iets betekent, of juist ómdat het niets te betekenen heeft. Zo valt Ikaros uit de lucht terwijl de boer onverstoorbaar lange voren ploegt. Niemand die het ziet. Vliegende gast valt onopgemerkt uit de lucht. Of andersom; man in vogelpak springt van de Eiffeltoren en valt in het toegestroomde publiek te pletter. Hybris, eigen schuld, zinloos feit.

Ga je een roman lezen om de zinloze feiten? Charlotte Mutsaers zegt in Paardejam dat in Madame Bovary van alles wordt medegedeeld dat tot de zinloze feiten kan worden gerekend. Het konijnenbont op de pet van Bovary; een stortvloed van mussen die van daken vallen en een stoet van utilitaire dieren (trekdier, zwaluw, jas, borstvlees, zadel, tas). Waarom zouden in een roman alle feiten zinvol moeten zijn? Het gaat niet om gebeurtenissen, vindt ze, maar om een uniek wereldbeeld.

Ik heb ze niet kunnen vinden die vallende mussen. Ze bedoelt ze overdrachtelijk. Ze zijn zoals de gedachten van Madame Bovary die rondcirkelen als de duiven om het dak van herberg De Gouden Leeuw tot ze neerstrijken in de dakgoten. Maar toch intrigeren die ‘zinloze feiten’. Ze vormen de schering van Flauberts weefsel dat de mens beschrijft temidden van zijn omgeving. En die wordt gevormd door het boerenland, het weer, het vee, de distelvink in een kooitje.

… en Shakespeare

Indertijd ging ik elk jaar mee op schoolreisje naar Londen en ineens was daar de mogelijkheid om de Royal Shakespeare Company aan het werk te zien. Spek voor de bek van de Shakespeare gek .Het stuk, niet zo bekend, heette Love’s labour’s lost. Maar liefdeswerk dat niet loont, was mij niet onbekend.
Stel je regisseert dat toneelstuk en zet de inspiciënt aan het werk. Omdat het stuk zich afspeelt in en om een jachtslot hangt de man uiteraard geen annunciaties [Duif begeestert lezende maagd] aan de muur, maar geweren boven de schouw en een kudde geweien en schilderijen van burlende herten en meer van die spullen die zeggen, zie: hier jaagt men. De functie van decoratie. En een vogel in een kooi.

Na een hele dag in het drukke Londen - vroeg uit de veren; een stel leerlingen door een museum persen en meenemen naar Eton en weer terug naar de stad en snel snel eten - ben je wel toe aan een midsummernight’s dream. Maar voor Shakespeare blijven we graag wakker.
Helaas is het stuk een zogenaamd discours d’amour, een populair thema in de hoofse literatuur in de 12e-14e eeuw en opgepikt door de grote theatermaker William Shakespeare die er typisch voor hem weer een draai aangeeft, want toevallig hebben de vier hoofdrolheren gezworen om zich drie jaar lang te wijden aan de wetenschap. Ze mogen al die tijd ook geen contact maken met de dames. Drie jaar – dat vergt wat meer onthoudingsvermogen dan veertig dagen zonder seks. Maar de prinses van Frankrijk komt op bezoek met drie ultiem knappe hofdames. Ga dan maar eens geen contact zoeken. Spannend? Nee! Het octet is vijf bedrijven bezig om over de liefde te praten en dan nog exclusief, vanwege die eed, onder het eigen geslacht. Maar er gebeurt niks. Ja, in het woud achter de schermen klinkt hoorngeschal. En in de boskens wordt gepraat en gepraat en lange liefdesbrieven gedeclameerd en dat alles in 16de eeuws Kinglish, ver boven onze stand. Geen gemin en geen gewin En na die lange afmattende dag zit je uitgeblust in het duister naar ongrijpbare taalkunstigheden te luisteren. En te luisteren.  En te....

Werd ik wakker geschoten. Letterlijk. Ik stond rechtovereind met bonkend hart. De vier heren hadden de geweren van de schouw gehaald, want omdat het met hun hertjes niet vlotte, hadden ze de euvele moed gevat om vermomd als eedloze Kozakken de jacht te openen. Met vier daverende knallen. Op zo’n functioneel feit heb ik het vormingstoneel in de jaren zeventig dat het publiek bij de voorstelling wilde betrekken, nooit betrapt. Schiet Jan Publiek wakker. Maar hang vooraf je geweer boven de schouw. Decoratie wordt functie. De vogelkooi stond nu open.

Er vielen geen mussen op de aarde; wel dwarrelden er goudkleurige blaadjes uit de enorme boomtak die al die tijd onbeweeglijk boven het toneel had gehangen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten