Leve de dwazen
[Leyeloren
32]
Van
allen die leven zijn de dommen en de dwazen het leukst, omdat zij dingen zeggen
en doen waarover wij allen kunnen hoofdschudden en schuddebuiken, omdat we
onszelf er zo goed in herkennen. De
dwaas houdt ons een lachspiegel voor waarin we onszelf zien. De Uilenspiegel
van onze tijd heet You Tube. Op het internet wemelt het van de hilarische
filmpjes waarin mensen zich dwaas, onnozel en riskant gedragen. Je zou menen
dat de aarde exclusief wordt bevolkt door dwazen. Zeshonderd jaar geleden
schreef Erasmus al dat de wereld wordt geregeerd door de zotheid. En van alle
dwaze zijn de ijdele geleerden en de betweters degenen die ons het meest doen
lachen wanneer zij volharden in hun dwaasheid.
Tot
een bijzonder subgenre van de dwazen zijn zij die behept zijn met een
kunstverstand.
Het kunstverstand in Nederland
[Irraticon,
Kunstverstand]
In Nederland hebben velen een
kunstverstand, vooral bij de overheid. Het kunstverstand raakt danig in de war
met nieuwe (post-) moderne en abstracte kunst. Abstracte kunst is een reactie
op een wereld die “al verklaard” is. Anders gezegd: abstracte kunstenaars
weerspiegelen hun wereld als niet meer te weerspiegelen. Of ze weten
niet hoe ze die wereld moeten zien, omdat de verklaringen niet voldoen. Hoe het
ook zij: abstracte kunst is per definitie onbegrepen kunst. Een verzamelnaam
voor moderne, vaak abstracte kunst, is modernisme. Postmodernisme reageert weer
op de stijliconen van het modernisme; de postmodernen maken geen onderscheid
tussen hoge en lage kunst. Je geeft Mona Lisa een snor. Postmodernen houden van
conceptuele kunst.
Moderne kunstvormen zijn per
definitie elitair en anti-populistisch; de kunst is niet langer een
reproductief medium; ze gaat veel meer uit naar de individuele uiting waarbij
het te bewerken materiaal slechts expressiemiddel is.
Kunst laat zien wat de
kunstenaar wil. Zo laat Spoerri zijn spurrie zien, zijn afval dat hij als
consument in de welvaartsmaatschappij produceert. Water aan de bron gedronken,
laat geen rommel achter. Coca cola wel: blikjes, petflessen, etiketten. Maar de burger wil die spurrie van
Spoerri niet zien. Geen kunst, want rotzooi maakt hij zelf wel, alleen gooit hij
die weg. Hij wendt zich af en gaat een mooi schilderij zoeken; bijvoorbeeld
iets wat door diezelfde burger vroeger verguisd werd. De zonnebloemen van
Vincent van Gogh bijvoorbeeld; maar diens doeken uit de zogenoemde kisten van
Breda werden destijds verkocht om als textielafval verwerkt te worden. Wat niet
wegneemt dat heel wat kunstenaars aanrotzooien.
De oorzaak van de kloof
tussen kunstenaar en burger ligt in de kunst zelf. Omdat het modernisme en de
abstracte kunst uitgesproken anti-burgerlijk zijn en anti-menselijk zijn. Die kloof tussen een incrowd van
kenners en de massa wordt bewust geschapen. Het gaat om de allerindividueelste
expressie van de allerindividueelste emotie; expres elitair als reactie op de
bombastische romantische kunst van de 19de eeuw. Het begint met een
grap; een provocatie, zoals de pisbak van Marchel Duchamp; een grap die steeds
serieuzer wordt genomen. Kunst moest ook aanhoudend vernieuwend zijn; zo
ontstond de hijgerige jacht om steeds extravaganter uit de hoek te komen, wil
je immers nog opvallen. Voorbeelden genoeg. Een dolfijn op sterk water; de
spurrie van Spoerri; monochrome schilderijen; de kinderkladjes van Dumas, installaties die ontoegankelijk
blijken; de opvoering van Hamlet waarin de actrice die Ophelia speelt vlak voor
haar zelfmoord in haar blote kont gebukt gaat staan en zegt: “Kijk eens
naar mijn sterretje.” Elitair, provocerend anti-burgerlijk iconoclasme. Dat
schrijft en vindt men. En dan de belangrijkste kwestie: Wie betaalt dat
allemaal? Eens legde Karel Appel uit aan een ambtenaar van de Beeldende Kunst
Regeling die eens kwam zien hoe de kunstenaar werkte [met harde jazz en met verf] en of
die voor subsidie in aanmerking kon komen: “Ik in mijn lawaai, ik rotzooi maar
wat aan.”
Als het de overheid maar geen
geld kost.
Aan kunst als een soort
tweede, diepere werkelijkheid, iets wat ontstaat door vaak en veel te zien, er
over na te denken, te lezen, te laten bezinken, verband leggend met eerdere
ervaringen; daaraan heeft het kunstverstand geen boodschap. Het moet instant
zijn. Ik kijk wat ik zie en wat ik zie is wat ik ervaar. ‘Wat een grote
saxofoon’ zeggen kunstverstanden die een basklarinet zien.
Bestuurders met een
kunstverstand, zoals ex-staatssecretaris van cultuur en media Medy van der Laan
zei het al: “Mensen moeten zelf uitmaken wat mooi is. [...] “Ik geloof niet in
het traditionele onderscheid tussen kunst met een grote k en een kleine k.” Een
ambtenaar met een kunstverstand zou Van Gogh vroeger geen subsidie gegeven
hebben. Gekken die hun oorlel afsnijden die rotzooien maar wat aan; maar nu prijst
Medy het Van Gogh museum omdat het het merk Van Gogh goed in de markt gezet
heeft. Want dat is kunst voor ambtenaren: de baat gaat voor de Kunst of kunst
uit.
In NRC-Handelsblad pleiten
drie kunstbazen voor een anti-elitair museum, want de huidige musea zijn
elitaire reservaten. “Door het emancipatieproces dat in de twintigste eeuw werd
ingezet, is niet alleen gemorreld aan het elitaire denken in het algemeen, maar
ook aan het bijbehorende masculiene egocentrisme en het dominante, westerse
etnocentrisme. […] het museale reservaat van de toekomst is ruimte en vrijheid
voor iedereen met een nieuwsgierige geest: arm of rijk, man of vrouw, blank of
zwart.…] Hedendaagse kunst is een onophoudelijk proces van vertrek en aankomen,
langs alle mogelijke routes van beelden, situaties, expressies,
samenwerkingsprojecten en territoria.” Zo verwoorden de bobo’s hun
anti-elitaire museum in een taal die toont dat de dames en heren een
kunstverstand hebben; dat zie je aan hun elitaire woordbraaksels.
Nu snap ik waarom in Parijs
het museum aan de Quai d’Orsay in een station is gevestigd. Er wordt
voortdurend aangekomen en vertrokken langs alle mogelijke routes. En musea zijn
mondig geworden. Ze kunnen niet alleen praten maar ze zijn “zoekende tentakels
die geopend zijn naar de wereld” en “die diepgang geven aan het primaat van de
vluchtigheid.” En meer van die metaknollentaal. [1]
Wie heeft er wel verstand van
kunst?
De discussie die weer
losbarstte n.a.v. de voorgestelde bezuinigingen van de regering Rutte ging
voornamelijk over “linkse hobby’s” zoals het subsidiëren van een blaasclubje
die piepjanknormuziek speelt [zo kleineert de nieuwe politiek bijv. het
Schönbergensemble] en schilderkunst kunst die wordt gekarakteriseerd met “dat
kan mijn zoontje van zes met zijn verfdoos ook”. Met dezelfde pennenstreek
schaft ze de omroeporkesten en het omroepkoor af, alsof dat ook linkse hobby’s
zijn. Uit de nieuw aangetreden politieke club walmt een diepe weerzin jegens
moderne kunst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten