maandag 5 december 2016

WERKLUST '69

Werklust '69. Lost in translation.

Links staat de kaft van de Nederlandse editie van Werklust '69. Dat boek publiceerde ik in 2009 bij Free Musketeers, een zogenaamde print on demand uitgeverij. Bij deze uitgave ging het al meteen mis met het voorblad. Ik had een schets ingestuurd, dus een ontwerp van hoe de kaft eruit zou kunnen zien, maar de uitgever had er inderhaast al meteen de eerste editie mee gedrukt. Daar had eigenlijk een foto van het gebouw moeten staan, waarvan de gevel voorzien zou worden van dat spandoek dat op de tekening staat. Dus alleen het spandoek, niet de trapgevel ernaast. Maar de oorspronkelijke foto was niet goed bruikbaar.



De tweede afbeelding van het beoogde gebouw is later gemaakt. Dit gebouw is het Lambert ten Katehuis aan de Herengracht in Amsterdam. Daar was in de jaren zestig van de vorige eeuw het Instituut voor Neerlandistiek gevestigd. In dat instituut werd eind mei 1969 na een algemene vergadering van de studenten unaniem gestemd voor de democratisering van de faculteit. Die begon met een feestdag, waarna een week lang massavergaderingen werden gehouden in de Oudemanhuispoort. Met de democratisering van het instituut verliep het precies zo, als met de Maagdenhuisbezetting. Na enkele jaren was de lieve (r) evolutie weer ingezakt, doordat het democratiseringsproces in allerlei procedures en reglementering vakkundig werd gesmoord.




De dag voordat het democratiseringsfeest werd gehouden, hingen  actievoerders een spandoek aan de gevel met de tekst: 'We gaan het maken'. De foto kwam in de krant (derde afbeelding). Hoogtepunt van de feestavond was het optreden van Willem Wilmink op accordeon en iemand van wie ik de naam vergeten ben met een viool. Het lied was een parodie op een bekend lied van J.H. Speenhoff: Brief van een ouwe moeder. Maar nu ging het over een brave jongen uit de provincie, die aan zijn milieu ontstegen, plotseling aan  de Maagdenhuisbezetting mee doet en tot zijn schrik ontdekt dat hij een revolutiekraaier is geworden. De democratisering van de faculteit Nederlands verliep overigens zonder bezetting en eisenpaketten, maar met veel enthousiasme en oververhitte stencilmachines.


Jaren na het verschijnen van Werklust kwam Free Musketeers met de promotie voor de Amerikaanse uitgave op de proppen. Dat hield in dat het boek werd vertaald in het Engels en op boekenbeurzen in de VS werd gepromoot, mits je de promotiekosten betaalde. Maar wie had dat boek dan vertaald? Dat bleek een machine te wezen. Meteen op de kaft gaat het al dubbel mis. 'Werklust' is vertaald in Work Ethic, wat zoiets betekent als werkhouding. Het woord 'lust' met zijn dubbelzinnige betekenis, nog versterkt door de toevoeging van het jaartal, is daardoor weggevallen en daarmee de hele dekking van het boek door de titel. De ondertitel: Street noise in Amsterdam, 1969 betekent 'verkeerslawaai' in Amsterdam. Wie interesseert dat? In het Nederlands stond er: Een meimaand straatrumoer in Amsterdam, 1969. Dat was een reactie op een artikel van Ton Anbeek - in 1969 ook student in Amsterdam - later hoogleraar in Leiden, die in de jaren negentig opriep om wat meer actie in de suffige literatuur omdat het volgens hem ontbrak aan reflectie op de actualiteit. Maar uitgever Vic van de Reijt van Contact durfde de publicatie niet aan. Misschien begreep hij de ironie niet die diende om het dwaallicht van de hoofdpersoon te camoufleren. En dat is wat er misging in de vertaalmachine. Alle woordspelingen en allusies (hele of halve letterlijk vertaalde citaten uit beroemde teksten) kortom het fundament van de stijl van het boek ging in de vertaling volledig verloren. De drukker stond toe dat je een beperkt aantal vertaalfouten zou corrigeren. Maar daar was geen beginnen aan. Op de eerste tekstpagina ging het zin voor zin fout. Wartaal. Verminkte retourvertalingen. Een abominabel product.
Er zijn techneuten die voorspellen dat over een aantal jaren een vertaalmachine - alles via Google - de vertalers overbodig maakt en de huishoudrobot de verzorgenden (zo heet een thuishulp in gendervrije newspeak). Dat wordt nog knap lastig bij een ironisch getaald mopperend en cynisch persoon, zoals ik. Straks komt het in het nieuws: een vechtlustig oudje dat een verwarde zorgrobot in elkaar tremt, terwijl het ding een burnout krijgt omdat zijn oververhit taalprogramma uit zijn plastic oren stoomt. Wie gelooft dat kunstmatige intellligentie het menselijk brein gaat verslaan, moet die vertaalrobot eens gebruiken. No way. Werklust lost in translation. Ach wee.








vrijdag 14 oktober 2016

Ballade van een dun ventje

Je loopt binnen in de klas
met je balpen en je tas 
en dan gebeurt er iets nakends
en je denkt wat is dat dan 
en wat je dan ook probeert  
en al ben je vet doorgeleerd
je snapt er geen kloten van
je krijgt het thuis niet uitgelegd
Want er is iets bezig 
en je weet er de ballen van
Niet dan meester Jan?



[Toch goed voor de Nobelprijs, niet dan?]

donderdag 30 juni 2016

BIBLIOMANIA


Bibliomania   was de ziekte waaraan Boudewijn Büch leed. Een Büchernarr is een boekengek. Grappig dat Boudewijn Büch [heette eigenlijk Buch] zichzelf zo noemt.
                        Bibliomanen gaat het vooral om het bezitten, niet zo om het lezen. Geen wonder dat onder bibliomanen ook veel boekendieven schuilen.

Boekendieven zijn er in vijf soorten stelt de American Antiquarian Booksellers Association in een lijst voor boekhandelaren onder het motto “Ken uw vijand”.
Dit zijn ze:        1.         De kleptomaan die steelt omdat hij moet, uit innerlijke dwang
2.         De profiteur, die zijn buit doorverkoopt, gaat het om het geld
3.         De boze dief komt omdat hij boos is [hij is bijv. afgezet]
4.         De gelegenheidsdief; er valt makkelijk wat mee te nemen
5.         De boekenliefhebber die steelt omdat hij een boek moet hebben voor persoonlijk gebruik en niet kan of wil betalen; de bibliomaan dus..
En dan is er nog de boekhandelaar die zichzelf besteelt, omdat hij zo van
boeken houdt
Hoe een boekenverzamelaar begint met zijn hobby, meestal nog onschuldig en hoe die tot een passie of een obsessie uitgroeit, verhaalt Allison Hoover Bartlett in zijn boek: The man who loved Books too much. The true story of a thief, a detective and a world of literary obsession.
[Ed. Riverhead Books]
Het gaat de boekenverzamelaar om meer dan de inhoud van het boek; een waardevol boek appelleert aan alle zintuigen als een fysieke bijna seksuele ervaring door de geur, de aanblik, het aanraken, het bezitten. Veel boeken zijn onbereikbaar omdat ze zeldzaam en [dus] duur zijn. Welke arme lezer kan de eerste druk van Lolita, waarin een opdracht van Nabokov aan Graham Greene, betalen, als dat bij een veiling bij Christie’s voor 264.000 dollar wordt verkocht?
De liefhebber die teveel van boeken hield, is ene John Charles Gilkey. Hij begint met het rommelen met creditcardgegevens van rijke klanten van het warenhuis waar hij werkt; hij bestelt telefonisch boeken met de ontfutselde creditcardgegevens en laat ze zgn. door een ander afhalen. Ook verwijdert hij waardevolle prenten uit boeken; steelt eerste drukken bij tentoonstellingen in de bibliotheek, etc. Het boek verhaalt ook over andere beroemde boekendieven, maar niet over de volgende.
Een zeer typerend en even uitzonderlijk geval van bibliomanie kwam aan het licht in maart 2012. Toen berichtte Die Welt de arrestatie van een hoge ambtenaar uit Darmstadt in de hofbibliotheek van vorst Wittekind zu Waldeck und Pyrmont. Men had ontdek dat een zeldzame uitgave van Johann Friedrich Blumenbach: Handbuch der Naturgeschichte [1779] verdwenen was. Er werden camera’s geïnstalleerd en politie-inspecteurs verscholen zich in de bibliotheek. Ze zagen hoe de ambtenaar boeken in zijn tas, in zijn koffer, een jutezak en onder zijn trui liet glijden. Bij zijn arrestatie buiten bleek hij 53 boeken te hebben gestolen. In zijn huis waren er nog vierentwintigduizend ter waarde van meer dan een miljoen euro en afkomstig uit zestig bibliotheken in Duitsland, Nederland en andere landen. Het ging hem vooral boeken om zeldzame historische wetenschappelijke werken over o.a. geologie, mineralogie en fysica. Het hele huis stond er mee vol. Verkopen deed hij ze niet, tijd om ze te lezen had hij niet. Wel had hij in elk boek zijn naam gezet. ‘Hij was een hoffelijke man die anders dan de meeste bezoekers, vrij in de bibliotheek mocht rondlopen, zei de vorst. Dat men deze man niet heeft betrapt, mag een wonder heten. Blijkbaar worden de ordinaire thrillers van de openbare bibliotheek beter beveiligd dan vele zeldzame historische werken.    
            .          



zaterdag 11 juni 2016

GERARD KORNELIS VAN HET REVE AAN DE AMSTEL

NADER TOT U AAN DE AMSTEL

In 1966 verscheen bij Van Oorschot: Nader tot U van de schrijver Gerard Kornelis van het Reve. Ik kocht dit boek, vrijwel meteen na verschijnen, in een AKO op het Damrak, op weg van het station naar het Instituut voor Neerlandistiek aan de Herengracht. Het kostte zes gulden vijftig. Ongeveer evenveel als acht glazen Amstel bier van 30 cl bij café De Zwart. Een glas bier van 30 cl kost nu al gauw twee euro tachtig en een boek als dat van Gerard Reve negentien euro vijfennegentig.
Anders gezegd, vijftig jaar geleden was een vaasje Amstelbier acht keer goedkoper dan nu en een standaard boek zeven keer. Ofwel de bierindex is sterker gegroeid dan de boekindex en nog sterker generaliserend: de horeca is in vijftig jaar tijd vijftien procent duurder geworden dan de boekwinkel.
Het verschil is weer dat je hetzelfde boek na vijftig jaar nog kunt consumeren.

In Nader tot U - mijn exemplaar is ernstig verkleurd door plakbandlijm (ik kaftte alles in plastic anno toen) - staat een gedicht, [nou ja, tekst met afgekapte regels en veel wit noemen we een gedicht] en dat gedicht heet Allerzielen. Dat gedicht dat staat er zo in:

       Nadat we bij die en die gezeten hadden,
          gingen we bij je weet wel nog wat drinken.
       over een naamloos Graf van eeuwigheid.
Dinges was er ook, en zong een lied

Geniaal toch? Na al dat gezuip vergeet je niet alleen met wie en wat en waar, maar ook de juiste volgorde van de regels. Gekende verschijnselen van dronkenschap of was het toch haastige slordigheid bij de drukker?
Een najaar later (ik weet de datum niet meer, hoe zou het komen?) gaf Gerard Reve een lezing over zijn werk aan de vereniging van studenten Neerlandistiek, genaamd HELIOS. Waar? Ik lieg het niet: in de kelder van de Amstelbrouwerij. Maar er mocht niet gedronken worden voordat de lezing van Reve was afgelopen.
En die lezing was serieus en lang. Na zowat drie kwartier ging ik naar de bar van dat keldertje en bestelde een glas bier. Dat werd geweigerd wegens voorgenoemde afspraak. Ik fluisterde: 'Het is voor meneer Reve!' De tap werd geopend en er vulde zich een prachtig glas Amstelbier (het bier zijn schuim, niet de smaak). Het publiek en Teigetje en je weet wel keken dorstig opzij, terwijl ik het glas bier naar de lessenaar droeg waar Reve stond. En hij nam de kelk en zei: ''Deze man weet wat ik nodig heb."
Later na de pauze en de vragenstelronde en dan bier voor die en die, kreeg ik van Reve (dringen geblazen) een vel papier beschreven met een kroontjespen met het begin van een brief gedateerd 'Greonterp,
27 October 1966'. Aan de andere kant staat een gedicht, waarvan hier een kopie van de originele versie.

Dit exemplaar moet na vijftig jaar toch minstens tachtig vaasjes Amstel opbrengen. Er is wel een disclaimer. Gerard Reve maakte deze originelen expres voor zijn hebberige publiek. Hij schreef de gedichten uit Nader tot U over op de achterkant van gebruikt papier. Net als Willem Frederik Hermans deed. En wat ik ook doe. Een vorm van schrijversbijgeloof. Maar hoe die twee verwisselde regels in de gedrukte versie zo terechtgekomen zijn, blijft een vreemde vergissing van de letterzetter. Niet omdat de drukker teveel Amstelbier op had (hoewel...) maar zeer waarschijnlijker uit haast, want Van Oorschot had de verschijningsdag van het boek aangekondigd. De enorme stapel bij de AKO was in een uur tijd uitverkocht. Dankzij die uitgevershebzucht verscheen er dus een mooie misdruk van het Herfstlied. Of misschien had die drukker het wel met opzet gedaan. Om de bibliofielen te bevredigen. Ook die waren toen evengoed een miskende hebzuchtige minderheid.
Och ja, wat schrijf ik nou, na vijftig jaar op weg naar het einde.  






dinsdag 26 april 2016

ASFOUR. Roman over de Jasmijn revolutie in Tunesië.

Op 28 februari 2016 presenteerde Caro Sicking bij boekhandel Gianotten-Mutsaers in Tilburg  haar derde roman: Asfour.

“Irene en Simone [dit is de hoofdpersoon van het boek] verhuisden naar het dorp - waar iedereen iedereen kent - toen ze tien jaar waren. Ze kwamen in de klas van meester Van der Tak, de eminence grise van de basisschool. Zelfs het hoofd van de school had nog les van hem gehad. Simone en Irene begonnen er vlak nadat de ‘jongensschool’ met de ‘meisjesschool’ gefuseerd was.[…] Voorafgaand aan de fusie waren er heftige bijeenkomsten geweest in het dorpshuis van de conservatieve, rustige gemeente van boeren en middenstanders die zich met elkaar en de grond verbonden voelden. De mensen woonden hier al generaties lang. Ze houden niet van verandering.”
Er komt een nieuwe school, zelfs al is meester van der Tak er tegen. Op de speelplaats en in de klaslokalen worden strepen getrokken om de jongens en de meisjes te scheiden.
“Natuurlijk zat het hele dorp de zondagsdienst bij, waarna de mannen zich verzamelden in café Kerkzicht aan de overkant.
‘Jullie zijn heel rijk, hè? Vroeg een klasgenootje de eerste schooldag aan Simone. ‘Waarom werkt je moeder dan?’”

Sommige lezers zullen de toponymie herkennen. We zijn in Riel, Brabant anno 1973. In het dorp komen nieuwbouwwijken en mensen uit de stad gaan daar wonen. Werkende moeders (kinderopvang was er nog niet en werd onnodig gevonden) met dochters die niet naar de huishoudschool, maar naar het gymnasium willen. ‘Meisjes hoeven niet te leren’, had de slager nog op de ouderavond geroepen. Het hielp niet meer. Het tij was gekeerd. Er voltrekt zich een kleine revolutie. De school, toen nog zo nieuw, is inmiddels al weer afgebroken.

Maar we blijven niet in Riel. Simone Onslagt inmiddels journalist, wordt door de krant naar Tunesië gestuurd om daar verslag te doen van de Jasmijnrevolutie, die was uitgebroken na de zelfverbranding van groenteverkoper Mohammed Bouazizi, in 2010. Hierna ontstaan er overal in Noord-Afrika en het Midden-Oosten opstanden, die (met uitzondering van Tunesië) in het minst slechte geval weer eindigen in nieuwe dictaturen (verraad is het leidmotief in de roman en in de echte wereld) of in volstrekte chaos zoals in Libië en Syrië.

Simone trekt met taxichauffeur Hichem, gids Marouan en Facebookactiviste Amal langs campagnevoerende politici. Haar begeleiders laten haar het echte Tunesië zien. Dat is de insteek van het boek. Hierdoor krijgt de lezer uitgebeid informatie over de geschiedenis van Tunesië en omringende landen, zoals Palestina en Libië en hun dictatoriale regimes, bestaande uit grote families van kleptocraten die in luxe leven, terwijl de bevolking wordt uitgebuit. De informatie in het boek komt niet alleen via de ‘vertelhoofdstukken’, maar ook geregeld via intermezzi onder de kop Tunileaks. Dit zijn berichten die geschreven zijn door de bode van de Amerikaanse ambassade in Tunis en bestemd voor de regering Obama. Deze uitgelekte berichten en de op internet geplaatste films van de zelfverbrandingen en het politiegeweld tegen demonstranten, zouden mede tot de val van president Ben Ali hebben geleid.

Het boek heeft hierdoor eigenschappen van de historische roman of zelfs van een politiek boek. Ik moest bij deze opzet denken aan boeken van Jef Geeraerts. Naast de politieke lijn is er het fictieve verhaal rond Simone en haar relaties, onder wie een ex-man, een zoon, een ex-minnaar, hele en halve criminelen voorkomen en waarin thema’s als drugshandel, vrouwensmokkel en politieke corruptie worden aangesneden. Een historische roman over verraad die zich ontrolt als thriller, zegt de achterkant. Er vallen doden; politieke moorden en liquidaties in het drugsmilieu. Het boek hopt vaak heen en weer van vroeger naar nu soms binnen één en hetzelfde hoofdstuk en betreedt een aantal zijpaden, zoals de vroege dood van haar tweelingzus, de liefdesperikelen van haar ex-minnaar en de couscousconnectie – een drugslijn via de broer van president Ben Ali. Mede door die Tunileakstukken is de hoofdlijn van de thriller soms wat lastig te volgen. Daar heeft de auteur iets aan gedaan door voor in het boek een overzicht te geven van de optredende karakters en organisaties. Het zijn er meer dan dertig. Het boek kent boeiende en goed ingeleefde passages die dan weer worden afgewisseld met historische uiteenzettingen. Die halen toch een beetje het ritme uit het verhaal.

Caro Sicking heeft met Asfour een indrukwekkend boek geschreven waarin ze diverse historische bronnen verbindt met een fictieve lijn die het de lezer mogelijk maakt zich in te leven in dagelijkse bestaan van de Tunesiërs: het landschap, de uitleg van de Koran, de omgang tussen mannen en vrouwen (ook met zo’n scheidingsstreep als hierboven) en die via de vrouwelijke invalshoek letterlijk een inkijk geeft in de Tunesische keuken en de mentale cultuur.

Terwijl ik dit schrijf, vinden er in Brussel aanslagen plaats, gepleegd door Noordafrikaanse terroristen. Deze jongemannen hebben vaak een crimineel verleden in het drugsmilieu. In Asfour beschrijft Caro Sicking hun afkomst, hun dromen (leven in Europa), het verraad, de mensensmokkel en de drugstrafiek. Krachten die het lot van individuen bepalen en die zich merendeels aan onze invloed onttrekken, tot ze uitbarsten in ongekend geweld. Een zeer actueel boek over een uiterst belangrijk politiek thema in tijden van radicalisering. En daarom ook een zeer moedig boek.

De roman Asfour - Tunesisch voor vogel en een vrijheidssymbool – is een intrigerend werk waarin de geschiedenis van Tunesië is verknoopt met de levensgeschiedenis van Simone. In haar jeugd opgegroeid in Riel en in 2011 gekidnapt in Tunesië. Een belangrijk en onbegrensd boek.

Caro Sicking, Asfour. Uitgave van Studio nonfiXe. Vught, 2015


woensdag 16 maart 2016

MORESNET

Moresnet
Neu Moresnet, Neutraal Moresnet en Kelmis of La Calamine

Ontwerp een spitse driehoek van tweeëneenhalf bij drie kilometer en een zinkmijn in het midden en ga in de scherpe punt staan. Dan ben je op het Vierlandenpunt bij Vaals. In die driehoek ligt het plaatsje Kelmis.

Kelmis: Gemeente in de provincie Luik. Duitstalig. Aan de Geul.
Opp. 344 hectare groot.
Deze gemeente vormt het voormalige onzijdige gebied van Moresnet dat van 1816 na het congres van Wenen, tot 1918 onder Belgisch – Duits bewind stond. Dit in verband met de zinkmijn van de Altenberg, die al tijdens de Romeinen werd geëxploiteerd maar in 1884 uitgeput was. 

Zo staat het fout in de Standaard encyclopedie. In 1816 was er geen Belgisch – Duits bewind, want in 1816 bestond België nog niet. En de gemeente is sinds 1977 veel groter en Kelmis was rond 1906 viertalig.

In 1815 was er tijdens het Congres van Wenen ruzie over de zinkmijnen in Kelmis, dat zijn naam dankt aan Galmei of Kalmyn, zinkoxyde-erts dat heel nuttig is voor dakbedekkingen. Alle daken van Parijs en de Brusselse Muntschouwburg liggen er vol mee. Bij het verdrag van Aken in 1816 werd het gebied geneutraliseerd en onder toezicht gebracht van Nederland en Pruisen. Dit stukje grond zat met het puntje op de berg ten zuiden van Vaals vast aan de plek, waar de Pruisisch/Nederlandse grens lag en waar na de Belgische opstand in 1830 een onduidelijke grenssituatie ontstond. Vaals werd pas in 1839 Nederlands, dus toen lag er ineens een vierlandenpunt. In 1914 werd het gebied Duits en bij het verdrag van Versailles in 1919 weer Belgisch en heette Kelmis ineens La Calamine. In 1940 werd het gebied ingelijfd door Duitsland. In 1945 werd geheel Moresnet en omgeving uiteindelijk weer Belgisch,. Onder de gemeentenaam Kelmis [Kelmis, Neu-Moresnet en Hergenrath] maakt het voormalige staatje sinds 1977 deel uit van de Duitstalige gemeenschap [met als hoofdstad Eupen]. Maar iedereen is er drietalig. Onder elkaar spreekt men een Nederfrankisch - aan het Oost-Limburgs verwant dialect [Kelmeser Platt] En zelfs enkele Moresnetters spreken soms Esperanto met elkaar. 
Er leefden bewoners die vijf keer van nationaliteit zijn veranderd, zonder te verhuizen. Nog krankzinniger is dat de grote voorvechter van het Esperanto, de bedrijfsarts van de zinkmijn, Dr. Wilhelm Molly, in Neutraal Moresnet zijn staatje Amikejo [Vriendschap] stichtte. Vijf talen en zowat zes nationaliteiten op een oppervlak van nagenoeg 700 voetbalvelden. Nergens werd een eeuw Europese geschiedenis zo geconcentreerd verpeuterd als hier in Kelmis.

Het was na de val van Napoleon in 1815 dat tijdens het Congres van Wenen de grenzen binnen Europa opnieuw getrokken moesten worden. Zo moest ook de grens tussen Pruisen en het Koninkrijk der Nederlanden worden bepaald. (België bestond toen nog niet, dit gebied werd grotendeels bij Nederland getrokken)
Echter bij Moresnet, namelijk bij het plaatsje Kelmis, kwamen ze niet tot overeenstemming omdat bij Kelmis een belangrijke zinkmijn lag. Omdat geen van beide landen deze belangrijke grondstof in handen van de ander wilde laten vallen, hebben ze er nog een jaar lang over moeten onderhandelen.
Uiteindelijk werd in 1816 in een apart grensverdrag, het Akens Grensverdrag, (ook wel het 'Verdrag der Grenzen' genoemd) besloten het gebied (de Mairie Moresnet) als volgt in drieën te verdelen. Het westelijk deel van Moresnet kwam bij Nederland, het oostelijke en huidige Neu-Moresnet ging als Pruisisch Moresnet naar Pruisen en het gebiedje met daarin het plaatsje Kelmis en zijn zinkmijn kreeg een neutrale status. En het was dit laatste driehoekje met zijn status aparte dat onder de naam Neutraal Moresnet als ministaatje verder ging, weliswaar onder gezamenlijk bestuur van een Pruisische en een Nederlandse commissaris en met de burgemeester als staatshoofd. [Bron: website van Moresnet.nl].

BOEKEN

De Nederlandse boekenweek anno 2016 heeft als thema: Wass Ich noch zu sagen hätte en dus is er aandacht voor onze oosterburen en ook voor Moresnet, getuige twee boeken. Van Philip Dröge: Moresnet en het Boekenweekessay van David van Reybrouck: Zink. In dit laatste boek wordt het leven verteld van Emil Rixen, die vijf nationaliteiten heeft gekend, een Nederlandse vrouw trouwde, elf kinderen schiep en in twee verschillende legers heeft gediend. Een zeer bizar en meedogend mooi verteld verhaal.