woensdag 12 november 2025

WITTGENSTEEN 8

 

WITTGENSTEEN 8

 Geschiedschrijving is een moeilijk vak.

Overal in Nederland zijn er Willemsparken en Oranjepleinen.

Nergens is er een straat die naar de moordenaar van Willem van Oranje is genoemd.

Moordenaars verdienen geen straatnaam.

Toch zijn er straten genoemd naar Prins Maurits.

En er is overal wel een Vondelpark natuurlijk.

Vroeger had je ook nog een Stalinlaan in de stad met het bekendste Vondelpark.

Nu heet die straat Vrijheidslaan.

De nieuwe naam volgt niet perse voort uit de oude naam.

Er is nergens in Nederland een Alvaweg, maar in alle havens vind je remmingwerken.

Dat je met je schip en een boekenkist niet meteen op de kade gaat knallen.

Zo’n remmingwerk van zwarte palen met een witte kop heet dukdalf.

Wat is de relatie tussen het woord dukdalf en het feitelijke remmingwerk?

Volgens de Tractatus van Wittgenstein moet er een afbeeldingsrelatie zijn tussen woord en voorwerp.

De hertog van Alva had altijd een zwart pak aan en daarboven op droeg hij een witte haardos.

Dat is alvast een bewijs voor de afbeeldingstheorie.

Maar één kruimel is nog geen brood.

De taal is geen wiskundig construct, maar een spel onder gemeenschappen van mensen.

Dat bedacht de schrijver van de Tractatus later ook.

De man had waarschijnlijk Asperger of last van autisme en een ernstig gebrek aan gemeenschapsgevoel.

Hij had net zoveel humor als Vondel bijvoorbeeld.

Met Shakespeare kon je lachen, maar volgens Sartre was lachen ongezond.

Humor bestaat trouwens uit vier hoeken, zoals een ruit.

Iemand met humor laat je lachen, maar een humeurig mens is deprimerend.

Het laatste ligt aan de gal die dan zwart is.

Dat zijn vast twee hoeken van de ruit.

Dan heb je ook nog iets euforisch met te heet bloed en het andersomme flegmatische.

In het middelpunt van de ruit vreten alle humeuren elkaar op.

Dat is zogezegd het humeurig zwarte gat.

Straatnamen bedenken is trouwens ook een lastig vak.

Meestal is zo’n bedenker een gemeentelijke commissie.

In een commissie wordt door eindeloos enerzijds en anderzijds geleuter alles tot een smakeloze prut geprakt.

Daarom heb je nooit straatnamen zoals de Lulkoekstraat of het Stamppotplein.

Aan een Lindeplein of een Da Costakade kun je je geen buil vallen.

Ook al staan er aan een lindeplein iepen terwijl niemand weet heeft van Da Costa.

Als de stoeptegels maar recht liggen.

Maar bewoners bedenken voor de hun omringende buurten wel vaak spotnamen.

Zo is er een buurt die de Jampotten wordt genoemd, omdat de huizen zo duur waren dat de bewoners geen vleesbeleg konden betalen.

Of ze noemen de wijk de Kolenkit naar de vorm van de kerktoren in die wijk, waar iedereen  centrale verwarming had.

Da Costa had bezwaren tegen den geest der eeuw, schreef hij.

Dat was ruim tweehonderd jaar geleden.

Hij had problemen met de Verlichting.

Hij had liever dat het protestantisme de baas was in het openbare leven en betreurde de dominantie van de Verlichting.

De Verlichting was geen vooruitgang, maar achteruitgang.

Gelukkig maar dat er verlichting staat aan de Da Costakade, want er staan geen dukdalven die voorkomen dat je in het water dondert.

Flauwe woordgrappen bestaan omdat de taal geen logisch construct is, maar een product van breinkronkels die spitsvondig absurde informatie weten te koppelen, waartegen de logica het aflegt.

Dit is een zogenaamde slang bijt in eigen staart constructie.

We moeten de eerste computer nog uitvinden die zelf woordgrappen bedenkt die niet uit een enorme hoeveelheid ingezamelde tekstdelen zijn gejat.

Google vraagt aan schrijvers of ze hun teksten mag gebruiken voor haar dataverzamelingen.

Niet dat die daarvoor financieel vergoed worden

Straks wordt alle windmolenstroom opgebruikt door die dataverzamelstations.

Dat je nog meer molens nodig hebt, omdat de datacentra alle stroom opslurpen.

Als het niet waait, ligt zo’n station in de slaapstand.

Dan kun je niets opzoeken met behulp van kunstmatige intelligentie

We vallen dan terug op ons eigen brein, waarvan we door AI al bijna zijn vergeten dat we nog zelf kunnen denken.

Zelfs als iemand slaapt, gebeurt er van alles in zijn of haar brein.

Er wordt ook geprobeerd om dromen te voeren aan het datasysteem.

Je krijgt een kap over je hoofd met allerlei draden.

Op de monitoren zie je wel allerlei hersengebiedjes flitsen, maar geen woordenspel.

Dromen zijn bedrog, zong Marco Borsato en dat niet voor niets, want hij won er wel een gouden plaat mee.

Met al die datastations die een mensenbrein moeten ontraadselen, zou je een enorme boulevard van broken dreams kunnen aanleggen, nog langer en breder dan de Champs Elysées in Parijs.

Wat die naam met de hemelse velden te maken heeft, is ook een breinkraker.

Eigenlijk is ook geen veld meer, maar een drukke boulevard.

Die Da Costa met zijn kade, zou die Parijse velden met die dure winkels en dat hebzuchtige geparadeer langs de etalages maar een goddeloze boel vinden.

Met al die verlichting.

Het is de duurste verkeersweg in Europa.

Men waant zich in de kapitalistische hemel.

dinsdag 11 november 2025

WITTGENSTEEN 7

 

WITTGENSTEEN 7

 

Molens hebben een apart soort namen.

Veel molens in Nederland heten De Hoop of De Liefde.

Ook waren er schepen die een naam met hoop hadden, zoals de Op hoop van zegen.

Je gelooft dat je schip niet zal vergaan als het hoop op zegen heet.

Maar het schip vergaat wel en de bemanning verdrinkt.

Daarom zegt men wel dat hoop uitgestelde teleurstelling is.

Er zijn geen schepen of molens die geloof heten.

Niet iedereen gelooft in windmolens.

Dat begon al in de late helft van de middeleeuwen met Don Quichotte.

Die dacht dat windmolens roofridders waren.

Quichotte had dan ook duidelijk een klap van de molen gehad.

Hij dacht ook dat uitgewoonde prostituées adellijke dames waren.

Vincent van Gogh schilderde ook molens.

Op Montmartre heet zo’n molen Rouge of De la Galette.

Dat had met hoop op liefde te maken, maar dan van de betaalde soort.

Molenaars hadden vroeger een kwalijke reputatie.

Vroeger is een vage tijdsaanduiding, net als middeleeuwen.

De middeleeuwen duurden duizend jaar, grofweg van 500 tot 1500.

De slechte reputatie van molenaars als schuinsmarcheerders kwam, omdat molens buiten de stad op de wallen stonden en de molenaars vaak ’s nachts werkten als de wind woei.

In het middeleeuwse verhaal over de Vos Reynaerde, klaagt een hondje dat de vos van hem een lekker stuk worst had gestolen.

Dat hondje heette Courtois en hij klaagde in het François.

We hebben hier een Frans sprekend hofhondje in een Vlaams verhaal.

Ik denk dat hij een poedeltje was.

De worst had hij gestolen van een slapende molenaar.

De molenaar sliep en het hondje roofde zijn dikke worst.

Toch een vermetele daad voor zo’n zenuwachtig likkertje.

Wat Napoleon was onder de vorsten, is molenaars worst onder de worsten.

Toch was het, behalve voor de molenaar, een lachwekkende klacht.

Een dief beklaagt zich over de diefstal van zijn buit.

Dat is juridisch een bedenkelijke aanklacht.

Het hondje staat in zijn hemd.

Deze uitdrukking heeft te maken met de executie van een doodvonnis in vroeger tijd.

Dan had je alleen nog maar een lang hemd aan.

Het ging dan meestal om mensen die veel meer om het lijf hadden dan een hemd.

Koningen en raadsheren bijvoorbeeld.

Mensen beroven van hun kleding is een vorm van vernedering.

Wie eerst hoger was is nu neder en vervolgens een kop kleiner.

Maak het kort, had Oldebarneveldt tegen de beul gezegd voor zijn onthoofding.

Joost van den Vondel had zich zeer boos gemaakt over deze decapitatie.

Vondel was in de 17de eeuw de grootste schrijver van Nederland.

Met groot bedoelt men niet de lengte van de persoon in kwestie.

Hij was lang niet zo groot als de meeste Nederlanders nu.

Nederland bestond trouwens nog niet.

Vondel was geboren in Keulen en zijn ouders kwamen uit Antwerpen.

Ze waren die steden ontvlucht, omdat ze zich als doopsgezinden niet veilig voelden.

Onder Prins Maurits was het in Holland ook niet veilig voor vrijzinnige protestanten.

De zoon van Willem van Oranje koos voor de orthodoxie.

Het lot van de mens is door God voorbeschikt en niemand kan daar zelf iets aan veranderen.

Dat je iemand laat onthoofden, omdat hij je politiek dwarsboomt, komt vaker voor, maar je zou kunnen zeggen dat Maurits in dit geval een instrument was van God die een oude man met een stok het schavot liet beklimmen opdat de lotsbeschikking werd voltooid.

Het staat geschreven in de palm van Gods hand.

De stok van Oldebarneveldt hangt in het Rijksmuseum.

In de buurt van de kist van Hugo de Groot.

Er zijn in Nederland drie kisten van Hugo de Groot.

Waarschijnlijk is de echte kist van Hugo de Groot opgestookt door een schipper uit de buurt van Dordrecht.

Waar die boeken zijn gebleven die in de kist hadden moeten zitten, weet niemand.

Blijkbaar had niemand in de gaten dat er nog heel veel niet teruggebrachte boeken op de kamer lagen, waar Hugo in de kist is gaan liggen of ongeveer half zittend is uitgedragen.

Gevangenisbewaarders kijken alleen maar naar boeken die binnengebracht worden.

Of er misschien een scheermesje of een simkaart in zit.

De vader van Maurits werd vermoord door een katholieke terrorist

Je kunt ook zeggen dat een strijder voor het katholieke geloof de terrorist Willem van Oranje vermoordde.

Het bekendste toneelstuk van Vondel heet Gijsbrecht van Amstel.

Gijsbrecht was dus één van de Heeren van Amstel.

In dat stuk worden veertig nonnen vermoord, maar ze vonden dat niet erg, want martelaren gaan rechtstreeks naar de hemel.

Die scéne wordt net als alle overige rampspoed in dit drama niet getoond maar verteld.  

Er zou in dit toneelstuk ook een Heilige Mis opgedragen worden, maar dit minitoneelstuk werd geschrapt want het was met die nonnen al rooms genoeg.

Hoewel het een drama was eindigt het toch optimistisch met de gedachte dat het middeleeuwse Amsterdam verwoest werd, opdat het als een phoenix uit zijn as zou herrijzen.

Zo kun je het natuurlijk ook bekijken.

Vondel werd bijna twee keer zo oud als Maurits.

Dat werd destijds ook allemaal bepaald door Gods hand.

Toch werd de katholiek geworden Vondel gestraft doordat bijna al zijn kinderen stierven, voordat hij zelf stierf.

Vroeger werden de mensen gemiddeld niet oud.

Behalve Vondel dan en mijn ene oma.

De meeste mensen willen oud worden, mits zij gezond blijven.

Maar de wereld, alles wat het geval is, is onafhankelijk van iemands wil.

zaterdag 8 november 2025

WITTGENSTEEN 6

 

WITTGENSTEEN 6

 

In Vlaanderen spreken ze Nederlands, al denken mensen in de Jordaan en omstreken dat het een dialect is.

De Jordaan was behalve een rivier in Palestina, ook een arme wijk in Amsterdam.

Die wijk is helemaal gegentrificeerd.

Dat woord lijkt op een heftige blikseminslag.

Op oude foto’s zie je zwaar vervallen aaneengeregen krotten.

Nu betaal je je scheef om in zo’n duur gerestaureerd woongenot te wonen.

Maar evengoed is de Amsterdamse spreektaal van de oude Jordaan een dialect.

De oude Jordaan werd gebouwd op slappe veengrond bij de monding van de Amstel.

Daar waren vroeger tuinderijen die ze jardin noemden.

Maar de bewoners spraken geen Frans, maar Jordanees of ze gingen zingen.

Bij ons in de Jordaan, waar de kolenzakken voor de ramen staan, zong Johnny Jordaan.

Die naam had hij zelf verzonnen.

Niemand heette vroeger Johnny, dus dat was wel modern van Johnny Jordaan.

Hij woonde later niet eens in de Jordaan, maar in Oud-Zuid.

Hij zong ook niet over Amsterdam, maar noemde het Mokum.

Zoals de goupil door al die fabels ineens renard werd.

Amstel is trouwens ook de naam van een biermerk.

Je proeft meteen dat het geen abdijbier is, al doen ze op de televisiereclame net alsof de Heren van Amstel dat bier zelf uitgevonden hebben.

Je moet het blijkbaar drinken als je naar Ajax kijkt op de televisie.

Ajax is ook een merknaam van een schoonmaakmiddel.

Waarom dat zo is, snapt geen mens.

Je kunt het maar beter niet drinken.

Het helpt ook niet tegen verkoudheid, want dat is een virus.

Al kun je er natuurlijk wel iets mee schoonmaken of wegspoelen.

Bijvoorbeeld wanneer Ajax verliest of omdat je vieze glazen hebt.

Als er vroeger een ruit stuk was, dan timmerden ze er een kolenzak tegenaan.

Als je kolen had natuurlijk en de zak had overgehouden.

Aan kolen had Vincent van Gogh geen gebrek toen hij evangeliseerde in de Borinage,

Aan jute zakken ook niet.

Soms schilderde hij op jute.

Zo’n schilderij kost nu ongeveer tien miljoen euro.

Daar kun je een hoop vis voor kopen.

Toen Jezus nog wonderbaarlijk vis kon vermenigvuldigen, was de vis niet duur.

In de tijd van het Palingoproer in de Jordaan, was de vis ook niet zo duur, anders hadden ze er niet aan kunnen trekken, maar ze van de honger meteen opgegeten, wat niet meer mocht van de overheid.

Palingtrekken, bedoel ik, trekken aan levende palingen opgehangen aan een touw boven de gracht.

Maar de vis werd wel duur betaald.

Met mensenlevens.

Daar schreef iemand een toneelstuk over.

Het heette Op hoop van zegen.

Een titel voor een preek van een evangelist, de naam van de viskotter.

Als de vissers niet verzopen in een stormvloed, keerden ze terug naar hun krotten.

Het treurige toneelstuk toont weinig hoop op zegen.

De schrijver was dan ook een socialist.

En hij was een Multatuliaan.

Dan zijn volgers die alle verhalen en Ideën van Multatuli lezen.

Het is de schuld van het kapitaal.

Ik bedoel dat er weinig gerechtigheid is.

Sentot was trouwens geen Multatuliaan, maar een Fries met een verzonnen Indische naam.

Hij heette eigenlijk Sicco Ernest Willem Roorda van Eysinga.

Een kapitale naam, maar toch een felle anarchist.

Hij schreef ook over de wandaden van Willem III die hij koning Gorilla noemde in het blad Recht voor Allen.

Hij leek sprekend op Karl Marx.

Het Kapitaal is trouwens ook een boektitel.

Het begint met een hoofdstuk over waar.

Het is geen filosofisch werk over uitspraken die waar of niet waar of zinloos zijn.

Waar is een goed en wat goed is, is waardevol en als het niet goed is het waardeloos.

In 2013 verscheen er een vervolgdeel dat gaat over het kapitaal in de 21e eeuw.

Het gaat steeds beter met het kapitaal, maar dat was nog voor de coronacrisis.

Wie arm is, verkocht vroeger zijn lichaamskracht aan de fabrikant of de herenboer en nu zijn het de werknemers die de belasting betalen voor multinationale bedrijven die nergens belasting hoeven te betalen.

De laatste worden dus rijker en de werkers niet.

Pas als alle armen in diepe ellende verkeren, komen ze in opstand tegen het kapitaal, dacht de schrijver van dat eerste deel.

Meestal is zo’n opstand tot mislukken gedoemd.

Als het gepeupel de landheren gaat uitmoorden en de fabrieken in brand steekt, dan heerst er een jaar later al hongersnood.

Er moet een betere vijand te vinden zijn.

Het buitenland of een etnische minderheid.

Of in een globalistische wereld allebei.

Daarom sturen de regeringen de jongemannen naar het slagveld om daar te sneuvelen voor de redding of verovering van gebieden die het nationale kapitaal ten goede zouden komen.

Eigen land eerst.

Of erger nog eigen land over alle andere landen.

Of eigen bedrijf over alle andere bedrijven.

Dat bedrijf noemt zich Uber.

Schaamtelozer kan niet.

Het had zich beter haai kunnen noemen.

Dat ligt niet aan de haai.

Dat beest wil overleven.

Maar Uber wil ontwrichten.

Het heeft geen taxi’s of hotels maar kantoren voor dataverwerking.

De Derde Wereldoorlog doet het niet bommen en granaten, maar met computers.

Als je een taxi nodig hebt of een hotelkamer bel je met een computer.

En je koopt geen tankschip meer, maar data van gebruikers van stroom van windmolens.

Terwijl die windmolens van een ander megabedrijf zijn.

Je kunt er ook geen koren laten malen of olie laten persen.

Je kunt zo’n windmolen natuurlijk ook schilderen of in het Duits malen.

Maar dan moet het wel een molen van vroeger zijn.

WITTGENSTEEN 5

 

WITTGENSTEEN 5

 

Omdat schrijversroem snel verdampt, moeten er steeds nieuwe boeken de markt op worden gejaagd om in de top tien te komen.

Of gewoon omdat de uitgevers steeds nieuwe boeken op de markt brengen want nieuw brengt geld in het laatje.

Wat vandaag een goed boek is, is een jaar later al vergeten.

Er komen elk jaar bijna vijfhonderd boeken uit die als literair worden beschouwd.

Alleen al in Nederland; de vertaalde boeken niet meegeteld.

Je kunt die niet allemaal lezen.

Het al of niet lezen van al die boeken stelt de serieuze lezer voor moeilijke keuzes.

Want je weet pas of het de moeite waard is, als je een boek aan het lezen bent.

De boekenrubriek van de betere kranten helpen je daarbij.

Of omdat het boek een prijs krijgt.

Eén van die prijzen is de Librisliteratuurprijs.

Je denkt dat je wel een goed boek te pakken hebt dat op de shortlist – zo heet dat in het jargon van de Librisjury – komt te staan.

Zo is Uit het leven van een hond een onnozel boek, dat desondanks de Librisliteratuurprijs kreeg.

Dan heb je toch een miskoop in handen gekregen.

Er komen veel te veel boeken uit, dus een goede keus maken is een dilemma.

Sommige boeken gaan over menselijke dilemma’s.

Soms moet je liegen, bijvoorbeeld omdat de waarheid onverdraaglijk is.

Of omdat je niet iemand wil verraden, zoals bij opgepakte verzetsstrijders in de oorlog.

Maar wie de waarheid spreekt, kan ook in de problemen komen.

Zo schreef Willem Frederik Hermans een boek over ene Osewoudt die denkt dat hij het verzet meehelpt, door in opdracht van ene Dorbeck foto’s te ontwikkelen en enkele aanslagen te plegen.

Het boek heet De Donkere Kamer van Damocles.

Osewoudt denkt dat  Dorbeck een Engelse agent is die door de RAF gedropt is in bezet Nederland.

Maar als Osewoudt na de oorlog wordt gearresteerd, denken ze dat hij een spion is die voor de Duitsers werkte.

Hoe meer Osewoudt de waarheid vertelt, hoe minder ze hem geloven.

Eén ding kan hem redden, dat is het filmrolletje in zijn camera, die hij is kwijtgeraakt.

Daar moet een foto op staan, gemaakt voor een spiegel, waarop hij te zien is samen met Dorbeck.

De camera wordt gevonden en Osewoudt mag zelf het filmpje afdrukken.

De enige foto die niet mislukt is, toont Osewoudt samen met een Duitse officier.

Dorbeck bestaat niet.

Dan valt het zwaard van Damocles.

Weer is het raadsel niet opgelost, eerder vergroot.

De Donkere Kamer van Damocles is één van de meest gelezen boeken in de Nederlandse literatuur.

Omdat het eigenlijk gaat over de waarheidsfunctie van de taal in een begrijpelijk verhaal en niet in een reeks gewrongen geformuleerde axioma’s.

Maar het boek van Ik, Jan Cremer was nog populairder.

Terwijl dat vol stond met stoere en leugenachtige macho-praat.

Dat boek was vulgair en seksistisch en daarom geen literatuur.

Er bestaan vele criteria waarmee literaire waarden gemeten worden.

Eén ervan is burgerfatsoen.

Het meest gelezen boek in de Nederlandse literatuur is De Witte van Ernest Claes.

Ik heb hier thuis de 118e druk.

De Witte is de Pietje Bell van de Vlaamse boerenroman.

Toen hij zijn kwajongensstreken had afgeleerd, werd hij op zijn dertiende drukkersmaatje.

Bij de abdij van Averbode.

Maar dit boek telt niet mee in de literaire competitie, want ze spreken er in het Vlaams.

Er staan in het boek geen ondertitels bij.

 Eigenlijk ging dat boek van Frans Laarmans - de kaashandelaar - niet over kaas, maar over de verhalen van Willem Elsscot zelf.

Hij had in de kelder of op de zolder van zijn huis grote stapels onverkochte boeken opgeslagen, zoals de kaashandelaar zijn onverkochte kazen.

Dat doet je denken aan Vincent van Gogh, die heel veel schilderijen maakte in de laatste jaren van zijn leven en er maar een paar van verkocht.

Ook schreef hij veel brieven, met name aan zijn broer die in Parijs bij een kunsthandel werkte.

Die brieven geven aan hoe intens Vincent bezig was met zijn manier van schilderen.

Intense brieven schrijven is een literaire bezigheid.

De kunsthandel heette trouwens Goupil.

Vincent had daar ook een tijdje gewerkt.

Maar dan bij een filiaal in Den Haag en ook enige tijd in Parijs.

Hij was ook een tijdje dominee, eerst in Engeland en daarna in de Borinage.

Hij sliep bij de mijnwerkers op de kale vloer.

Ik bedoel dat hij in dezelfde onderkomens leefde als de mijnwerkers, dus niet in de mijn zelf, maar, zeg maar, als Jezus tussen de vissers zonder zelf vis te vangen of kolen te delven.

Het kerkbestuur vond die saamhorigheid niet gepast.

Dus toen werd Vincent maar schilder.

Zo kon hij God ook dienen.

Goupil betekent overigens vos.

Maar dat woord werd door de Franse fabels over de vos verdrongen door de eigennaam van die vos in die verhalen.

De Fransen gingen de vos Renard noemen.

Renard kreeg in het Vlaams een vertaalde naam.

Hij heet Reynaert in de roman Van de Vos Reynaerde.

In het Nederlands betekent dat rein van aard, dus heel eerlijk en braaf.

Dan heb je al meteen titel met een leugen en dus een leugenverhaal.

 

vrijdag 22 augustus 2025

WITTGENSTEEN 4

 WITTGENSTEEN 4

Laster is de smadelijkste vorm van een leugen.

Ze kan gericht zijn op één persoon, maar ook op een hele bevolkingsgroep.

Bewijs is meestal niet nodig.

Waar rook is, is vuur.

De roeping van de mens is mens te zijn, schreef Multatuli.

Dat lijkt een tautologie.

Alles wat uitgesproken wordt, is niet altijd even helder.

Je kunt bijvoorbeeld zeggen dat het de roeping van de wolf is mens te zijn.

Maar dat kan dat beest helemaal niet.

De uitspraak is een contradictie, omdat ze in strijd is met de evolutie.

Je kunt wel zeggen dat de mens een wolf is voor de medemens.

Homo homini lupus.

Dus als je een mens vergelijkt met een wolf dan is dat negatief bedoeld voor de mens.

Niet voor de wolf.

De vergelijking werkt maar één kant op.

Dat veel taaluitingen niet helder zijn, komt door al die metaforen.

Metaforen geven een beeld door middel van een vergelijkbaar beeld.

Terwijl de taal zelf al een beeld is van de feiten.

Het woord bijl is geen bijl.

Kafka vond dat een tekst als een bijl moest zijn die door het ijs klieft van je bevroren ziel.

Dat zal zeker gebeuren als je ’s morgens wakker wordt en je blijkt in een kever veranderd te zijn.

Dan moeten je huisgenoten goed opletten waar ze hun voeten neerzetten.

Dat iemand zo maar in een kever verandert, is wel absurd en in strijd met de evolutie.

Eigenlijk is de bureaucratie en de kadaverdiscipline in de boeken van Kafka nog veel absurder, maar wel realistisch.

Dat is eigenlijk nog schokkender dan dat mensen in kevers veranderen, want bureaucratie en kadaverdiscipline hebben veel mensenlevens verwoest.

In de Zaak 40/61 schreef Harry Mulisch dat Adolf Eichmann, de regisseur van de Holocaust, dat Adolf al van jongs af aan had leren gehoorzamen en dat is blijven doen bij de SS.

Hij voerde de bevelen van zijn meerderen uit.

Dat was zijn plicht en hij gehoorzaamde.

Hij probeerde hiermee zijn verantwoordelijkheid voor de massamoord af te schuiven.

Hij was maar een banale ambtenaar.

Maar de rechtbank trapte daar niet en veroordeelde hem tot de strop.

Harry Mulisch woonde in 1961 het proces tegen Eichmann bij als verslaggever.

Vanaf dan schreef hij een flink aantal boeken over de Tweede Wereldoorlog.

Mulisch zelf zei dat hij niet over de oorlog schreef, maar dat hij die oorlog zelf was.

De Aanslag gaat over de gevolgen van een moord op een NSB’er die er eer in legde om ondergedoken Joden op te sporen.

Omdat de overburen het lijk van de NSB’er op de stoep van een ander huis leggen, wordt het gezin dat daar woont door de Duitsers vermoord.

Alleen een jongeman overleeft dit.

Hij blijft zijn leven lang zoeken naar de schuldvraag.

Dat probleem wordt in wezen niet opgelost, maar juist complexer.

In de boeken van Harry Mulisch wordt het raadsel niet opgelost, maar vergroot.

Zo schreef hij ook over de ontdekking van de hemel.

Toen de hoofdpersoon van dat boek, werkzaam bij de sterrenwacht in een oude barak in Westerbork de hemel ontdekte en precies op dat moment zijn bevindingen aan de lezers zou openbaren, knalde er een meteoorsteen door het dak die alles en ieder in de barak in rook deed opgaan.

Zo’n verhaaltruc heet ook wel een deus ex machina.

Mulisch is een magiër.

Maar de lezer is geen oude Griek met zijn Godenwereld, maar een modern mens en hij voelt zich bedonderd.

De hemel wordt niet ontdekt.

Het raadsel is niet opgelost.

Het raadsel bestaat niet.

Omdat de vraag onzinnig is.

De vraag naar het wereldraadsel ligt buiten de wereld.

Daarom krijgt iemand die te dichtbij komt een meteoriet op zijn dak.

Mulisch was een groot schrijver met een prachtige paradoxale stijl, maar na zijn dood was zijn roem snel verdampt.

 

WITTGENSTEEN 3

 WITTGENSTEEN 3

 

Kafka was kantoorklerk bij een verzekeringsmaatschappij.

Vroeger hadden schrijvers nog een beroep.

Ik bedoel dat ze niet de hele dag boeken zaten te schrijven.

Een echte schrijver is iemand die de hele dag uit innerlijke noodzaak boeken moet schrijven, terwijl ze toch vaak in een café zitten.

Sartre zat de hele dag in een café te roken en te schrijven.

Zijn boek over wat literatuur is, is daar vast ontstaan.

Je kunt er geen touw aan vast knopen.

Door al die rook en de drank in dat café wordt de tekst nogal mistig en duizelig.

De tekst wordt mistig bedoel ik en de lezer duizelig.

De schrijver van de tandeloze tijd is al decennia bezig de tandeloze tijd tanden te geven.

Hij komt nooit meer in een café.

Vroeger heette deze schrijver Canaponi.

Ik neem aan dat hij toen zijn boeken op een canapé schreef.

Hij was toen best knap.

Knap betekent niet alleen slim maar ook mooi.

Maar niet iedereen die slim is ook mooi en andersom.

De taal is ambigu.

Ze speelt met ons omdat we met haar spelen.

Canaponi is wel veel dikker geworden, net als zijn boeken.

Ik denk dat hij nog wel meer geschreven heeft dan Multatuli.

En dat hij nog veel meer geleden heeft dan Multatuli.

Hij, Canaponi dan, had een zoon die is verongelukt.

Die zoon leek erg veel op Oscar Wilde.

Hij staat op de kaft van het boek.

De foto van zijn zoon Tonio als Oscar Wilde.

Als Tonio een minuutje later op weg was gegaan, dan was hij niet verongelukt.

De één noemt het toeval en domme pech, de ander lotsbeschikking.

Als - dan zinnen tonen geen feiten, maar scenario’s.

Op een bord langs de snelweg stond: ga alleen en alleen als je echt op weg moet.

Maar wie bepaalt dat?

Als je niet op weg moet, dan blijf je thuis.

Maar dat kunnen mensen niet.

Ze moeten erop uit.

Dat komt door een niet geheel uitgeselecteerd gen in de evolutie van de jager-verzamelaar.

Die was altijd onderweg.

Dat kwam omdat hij geen kamer had om in te reizen.

J.M.A. Biesheuvel had wel zo’n kamer al had hij genoeg geld om verre reizen te maken.

Maar dat deed hij niet.

Hij blijft rustig thuis op zijn studeerkamer van 3 bij 4 meter.

Heel origineel was dit idee niet.

Xavier de Maistre schreef in 1794 Voyage au tour de ma chambre.

Hij had wel op reis gewild, maar dat kon niet want hij had huisarrest.

Toch vertelt die Biesheuvel een mooi verhaal vol waar gebeurde voorvallen.

In de bibliotheek hier in de buurt staat een afdeling waar gebeurd.

Ze bedoelen  dat die verhalen niet zijn verzonnen.

Er staat ook in waar ze zijn gebeurd.

Twee keer waar.

Zo maakte een mevrouw een boek over haar broer die een grote crimineel was.

De crimineel vond dat er een hoop leugens in het boek stonden.

Er stond wel overal waar het gebeuren gebeurde.

Dus zo geredeneerd was het boek half waar.

Het boek heette trouwens Judas.

Dat is een weinig originele titel.

Er zijn heel veel boeken geschreven over Judas.

Ik heb het boek over die crimineel niet gelezen, want deze Judas heette eigenlijk Willem.

Maar iedereen weet wat een Judas is, al zullen er geen ouders zijn die hun kind zo’n voornaam durven geven.

Er zijn er wel die hun kind Josef noemen.

Niet omdat ze denken dat hij dan later onvruchtbaar blijkt en met een zwangere maagd op reis gaat.

Veel mensen geven hun kind namen waarvan ze niet weten wat die betekenen.

Ze noemen hun kind bijvoorbeeld Candy of Chris.

Of ze weten wel wat een naam betekent, bijvoorbeeld Storm.

Dan denk je toch dat je liever een Willem in de klas wil hebben dan een Storm.

Al kan dat natuurlijk ook andersom zijn.

Dat Storm heel braaf is en Willem een Judas.

Die schrijver die De Ridder heette, schreef onder een pseudoniem met de voornaam Willem.

Zijn alter ego in zijn verhalen heette trouwens Frans.

Net als Kafka, maar die schreef zijn naam als Franz.

Er zit vaak geen, maar soms, niet toevallig, wel een connectie tussen de naam van een persoon en diens karakter.

Kafka had een verhaalpersoon die Josef heette.

Hij noemde die persoon bijvoorbeeld niet Karel.

Wel had die persoon een achternaam die begon met een K.

De andere letters van die naam hoeven we niet te weten.

Je bent met zo’n initiaal al meteen een verdachte.

Josef K. wordt dan ook in de eerste zin van het boek gearresteerd, zonder dat hij iets kwaads had gedaan.

Dat lijkt onrechtvaardig, maar hij, is lang niet de enige die opgepakt en geëxecuteerd wordt, zonder dat hij enig kwaad heeft gedaan.

Hij moest wel door iemand belasterd zijn, anders werd hij niet gearresteerd.

Hij werd ook niet gearresteerd in de eerste zin, maar op zijn kamer.

 

WITTGENSTEEN 2

 WITTGENSTEEN 2

 

Er zijn mensen die denken dat er verband is tussen de spelling en de betekenis van een woord. 

Een croquette is lekkerder dan een kroket.

Of dat er een symbolisch verband is tussen een omvang en de inhoud.

Bijvoorbeeld dat iemand met een groot hoofd ook veel verstand heeft.

Kareltje de Keizer had een groot hoofd, maar hij bleef twee keer zitten in de eerste klas van het atheneum.

De leraar gaf hem nog een laatste beurt over de Latijnse naamvallen.

Kareltje sloeg meteen aan het haspelen.

Grote lantaarn, klein licht had de leraar gezegd.

Van metaforen had Kareltje ook geen verstand.

Daarom ging hij als drukkersmaatje werken bij de abdij van Averbode.

Je hebt abdijen waar ze bier brouwen.

Maar andere drukken bijvoorbeeld de Averbode.

Het verhaal over Kareltje heet trouwens Een ontgoocheling.

De schrijver schreef dat onder een verzonnen naam.

Hij was namelijk zakenman die reclame verkocht aan mosterdmakers en de spoorwegen.

Dan kun je beter niet onder je eigen naam sarcastische boeken schrijven vol ontgoochelingen, oplichters en dwaallichten.

De schrijver heette van zichzelf De Ridder.

Veel vrienden van hem wisten niet eens dat hij die boeken maakte en vroegen hem wel eens of hij dit of dat boek van Elsschot had gelezen.

Ze wilden het hem wel cadeau doen.

Maar De Ridder zei dat hij geen verzonnen teksten las.

Hij adviseerde zijn zwager om zijn geld te steken in een tankschip.

De crisis had er voor gezorgd dat er overal lege tankschepen aan de ketting lagen.

Dat was een heel andere crisis dan de coronacrisis waarbij de olieopslagtanks boordevol zaten.

Het wordt weer gauw oorlog, had de Ridder zijn zwager geadviseerd, en dat betekent dat er veel vraag naar olie komt en dus naar tankschepen.

Dat was een heel slim advies aan die zwager.

Al had het weinig met gerechtigheid te maken, maar veel met geldzucht.

De Ridder was als schrijver het tegendeel van Multatuli als dat begrip iets betekent.

Sommige lezers denken dat De Ridder kaashandelaar was, omdat hij daar een boek over schreef.

Die kaashandel werd een grote mislukking, maar dat tankschip niet.

Multatuli vergokte al zijn geld en maakte schulden terwijl hij met een jongedame de casino’s afstruinde.

Dat had hij van de zonen van Koning Willem III geleerd, zou ik denken, hoewel die een wat andere erotische voorkeur hadden dan toen fatsoenlijk werd gevonden.

Je kon ook prentbriefkaarten kopen met de afbeelding van Multatuli.

Het goede doel was de schrijver Douwes Dekker.

Toen zijn boek was verschenen werd hij woedend omdat Jacob van Lennep er van alles aan veranderd had, zoals niet verzonnen namen vervangen door sterretjes.

Daarmee had Van Lennep de angel uit het boek gehaald.

Multatuli wou de originele tekst terug, maar die was bij de uitgever zoek geraakt.

Later zou professor Stuiveling het teruggevonden manuscript laten uitgeven als de zogenaamde nulde druk.

Dat is de enige nulde druk in mijn boekenkast.

Mijn nulde druk is de zevende druk van die nulde druk.

Een groot deel van zijn leven was professor Stuiveling bezig om alle geschriften van Multatuli uit te geven, voorzien van wetenschappelijk verantwoord kritisch commentaar.

Dat heet bezorgen.

De professor als postbode.

Stuiveling moest ook nog college geven in een kerk die vol zat met studenten.

Die schreven op wat de professor zei.

Een totaal onnodige bezigheid, want het was al opgeschreven door de professor zelf.

Je zou hem ook kunnen vragen of hij dat misschien wilde kopiëren, dan kon de professor thuis blijven om zijn letterkundige praatjes voor de VARA voor te bereiden.

Of om wat grapjes te verzinnen, want die praatjes en colleges waren net zo droog als het stuifzand van de Hollandse duinen na een hete zomer.

De VARA was een omroep voor arbeiders radio-amateurs.

Als die dan zelf met een soldeerbout en wat weerstanden en spoelen een radiootje in elkaar hadden geknutseld, dan konden ze naar de geknepen doceerstem van professor Stuiveling  luisteren om aan hoger honing te komen.

Wat dat betreft was Stuiveling net als Droogstoppel.

Om de uitgebuite uurloners tot deugdzaamheid te brengen, moest de regering aan die arme mensen Bijbels of in Stuivelings geval Multatuliboeken verstrekken.

Want socialisten geloven niet in de Bijbel, maar in maatschappijkritische teksten.

Al wilden de arbeiders liever biefstukken dan toespraken.

Dus toen in 1969 het instituut van de professor werd gedemocratiseerd door een stel ongewassen langharige studenten, sloeg de socialistische professor op de vlucht naar een Belgische universiteit, hoewel het op zijn oude post toch ging om een marxistische overwinning.

En ook was het verzameld kritisch bezorgd volledig werk van Multatuli nog niet af.

En nu het wel af is, is er niemand die het leest.

Het is een heidens karwei, het bezorgen en het lezen van al die teksten in heel veel delen.

Het werk van de kaashandelaar past in één deel.

Het is ongeveer even dik als al het werk van Kafka.

Die boeken worden nog steeds gelezen.