CARNAVAL
Carnaval
[Leyeloren 45]
Let op: Carnaval is in onze zuidelijke gewesten een hervonden traditie en vooral geen boerenfeest.
Het is juist een feest van de burgers in de stad!
Drie dagen lang doen ze hun voorvaderen na. Verkleed in boerendracht en betoeterd door een vals spelende boerenkapel, imiteren ze de slechte smaak, het lompe gedrag en de domheid van de boeren en ze spotten met de wellust en de ijdele hypocrisie van de hogere standen en vooral van de geestelijkheid.
Jeroen Bosch laat dat hieronder duidelijk zien.
Jeroen Bosch laat dat hieronder duidelijk zien.
In de boerenkapel op de eerste liedjesconcoursen in Tilburg zaten in dat orkest ook helemaal geen boeren, maar semi-professionele en lokaal bekende muzikanten die speelden bij de Souvenir des Montagnards, de verschillende harmonieën en dixielandjazzbands, maar nu verkleed in boerenkiel en om de nek een rode snotlap bijeengehouden met de huls van een lucifersdoosje. Ook zie je in de optocht loopgroepjes verkleed in zwarte zondagse boerenkleren.
Bij de tweede officiële carnavalszitting in de N.K. Harmonie in Tilburg [ november1965] was één van de gespeelde liedjes: Wè ne boer nie kent, dè lust ie nie!
De meeste carnavalsverenigingen in Nederland zijn niet ouder dan zestig jaar en dus vrijwel allemaal opgericht na de Tweede Wereldoorlog, vandaar de opmerking dat het een hervonden traditie is. Het openbaar carnaval werd juist door de kerk tegengehouden (en vervangen door het veertiguren gebed).
In de late Midddeleeuwen werd het carnaval trouwens vastenavond genoemd en als zodanig gevierd op de dinsdag voor de aanvang van de vastentijd.
De oudste Nederlandse tekst over de vastenavondviering is een soort oorkonde of statuut van de hand van Jacob van Oestvoren, getiteld De Blauwe Scuut. Hierin wordt beschreven wie er allemaal uitgenodigd worden om plaats te nemen in het gilde van de blauwe schuit en aan welke voorwaarden zij moeten voldoen. Dit geschrift uit 1463 werd gemaakt om voorgedragen te worden bij een steekspel te houden op vastelavond in Bergen op Zoom. Het gezelschap dat uit Zeeland naar Brabant ging, reisde met een boot die op het land op een onderstel met wielen werd getrokken. Dus letterlijk een carrus navalis. Een zeewagen. Let eens in de carnavalsstoet: op de wagen van bijvoorbeeld de Tilburgse KV De Fenpruuvers. Die is zo'n carrus. Op het wagenonderstel zijn drie scheepsmasten gemonteerd, waaraan het hele draaiende spul is opgehangen.
Over het dichtwerk Van Jacob van Oestvoren heb ik als tweedejaarsstudent een korte scriptie geschreven die is nagekeken door een ouderejaarsstudent, genaamd Herman Pleij. Van zijn hand verscheen een interessante studie over hetzelfde werk, die integraal te lezen is op de website van dbnl.
De meeste carnavalsverenigingen in Nederland zijn niet ouder dan zestig jaar en dus vrijwel allemaal opgericht na de Tweede Wereldoorlog, vandaar de opmerking dat het een hervonden traditie is. Het openbaar carnaval werd juist door de kerk tegengehouden (en vervangen door het veertiguren gebed).
In de late Midddeleeuwen werd het carnaval trouwens vastenavond genoemd en als zodanig gevierd op de dinsdag voor de aanvang van de vastentijd.
De oudste Nederlandse tekst over de vastenavondviering is een soort oorkonde of statuut van de hand van Jacob van Oestvoren, getiteld De Blauwe Scuut. Hierin wordt beschreven wie er allemaal uitgenodigd worden om plaats te nemen in het gilde van de blauwe schuit en aan welke voorwaarden zij moeten voldoen. Dit geschrift uit 1463 werd gemaakt om voorgedragen te worden bij een steekspel te houden op vastelavond in Bergen op Zoom. Het gezelschap dat uit Zeeland naar Brabant ging, reisde met een boot die op het land op een onderstel met wielen werd getrokken. Dus letterlijk een carrus navalis. Een zeewagen. Let eens in de carnavalsstoet: op de wagen van bijvoorbeeld de Tilburgse KV De Fenpruuvers. Die is zo'n carrus. Op het wagenonderstel zijn drie scheepsmasten gemonteerd, waaraan het hele draaiende spul is opgehangen.
Over het dichtwerk Van Jacob van Oestvoren heb ik als tweedejaarsstudent een korte scriptie geschreven die is nagekeken door een ouderejaarsstudent, genaamd Herman Pleij. Van zijn hand verscheen een interessante studie over hetzelfde werk, die integraal te lezen is op de website van dbnl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten