Mevrouw Brandts Buys
Kriebel en de taaldivergentie
De Vlamingen verstaan de Nederlanders niet meer en Vlaamse
televisieseries worden voor de Nederlandse kijker ondertiteld. “Vlaanderen en
Nederland delen in toenemende mate de formele schrijftaal, maar op het gebied
van de informeel gesproken taal valt een versnelde divergentie waar te nemen.”
Dit constateert Ludo Beheydt, hoogleraar te Leuven en Leiden in een speciaal
aan België gewijd nummer van Christen
Democratische Verkenningen [voorjaar 2008].
Ik weet niet of de divergentie versnelt. Ik heb eerder de
indruk dat zich in de Randstad Holland een bepaald sociolect ontwikkelt waarvan
de schrijfster Helène van Royen een uitgesproken voorbeeld is. Divergentie moet
naar twee kanten wijken. Wel is juist dat op de televisie steeds vaker series
ondertiteld worden die tussen Nederland en Vlaanderen uitgewisseld worden. In
de Vlaamse uitzendingen van de serie In
Europa werd de stem van Geert Mak door een Vlaamse stem ingesproken omdat
Mak voor Vlamingen niet goed verstaanbaar zou zijn. Maks stem is schraperig en
vol essen en effen waar je z of v moet horen.
In mijn omgeving hoor ik die divergentie niet, misschien
omdat ik grensbewoner ben en mijn familie van zowel vaders- als moederskant in
Nederland en België vertakt zijn. Mijn vader was de laatste tien jaar bij
Philips hoofd administratie van een plant [zo heette dat al] in Turnhout. Op
een diner bij de baas thuis merkte hij op dat de directeur een aardig
dochtertje had. Er viel even een pijnlijke stilte. Mijn vader hoorde later dat
hij had gezegd dat het kind verstandelijk gehandicapt leek. Taaldivergentie
anno 1960.
In die jaren zestig keken mijn ouders op de Vlaamse
televisie naar een serie die Schipper
naast Mathilde heette. Deze serie werd geheel in plat Antwerps dialect
gesproken. Zij verstonden dat. Maar als op de BRT een flandrien [wielrenner] in
het Vlaams van de Westhoek of een Brusselèèr in het Marols van zijn wijk sprak,
werd dat ook toen op de Vlaamse televisie zelf ondertiteld. Onlangs zat ik in
een café [het stamcafé van Toots Thielemans] op het Vossenplein in Brussel waar
de lokalen uit de Marollen hun pintje drinken, maar ik die het Antwerps
[Brabants dialect!] versta, kon vrijwel niets van dat Brussels
[Brabantsdialect!] volgen. Geen Toots te bekennen.
Vraag je in Brussel in het Nederlands de weg, dan durft men
niet te antwoorden. Pas op, de Brusselaars verstaan je wel! Maar hun Nederlands
is zo schabouwelijk dat ze zich generen. De schrijver Jeroen Brouwers heeft bij
de uitgeverij van Angéle Manteau jaren zijn geld verdiend met het
vernederlandsen van Vlaamse literatuur. De divergentie in dialect is binnen
Nederlandstalig België heel groot.
In de jaren zeventig kwam er in Vlaanderen een actie op gang
om beter Nederlands te leren spreken. Op de televisie was er een programma Hier spreekt men Nederlands. In het
onderwijs werd dialect spreken niet meer beschaafd gevonden. Natuurlijk blijft
er altijd een “Vlaams” kleurtje in de uitspraak hangen. In delen van Nederland
was dat niet beter. Toen ik in 1970 les ging geven in Roosendaal zaten daar
kinderen uit dorpen in het grensgebied die geen Nederlands konden spreken. Ze
konden wel goed wielrennen.
Dat het Nederlands van de Randstad de norm is, vinden de
Hollanders vanzelfsprekend.
Toen ik in 1965 Nederlands ging studeren aan de
Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam zaten we als eerstejaarsgroepje te
wachten op de verlate komst van Mevrouw Brandts Buys Kriebel die ons spraakles
ging geven. Brandts Buys had ze van haar overleden man, de componist Johann
Sebastian Brandts Buys [zie voetnoot] en Kriebel van zichzelf. Ze zou vast een eigenwijze dame zijn. Tijdens het wachten, ontwaarde ik een jongedame die ik herkende. Ze was afkomstig uit de
Zuid-Hollandse polder en had in het begin van de jaren zestig op de kostschool
gezeten van de kweekschool van de Zusters van Liefde op de Oude Dijk in
Tilburg. We hadden samen op de planken gestaan.
De middelbare school waar ik toen onderwijs genoot, speelde
ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan en de opening van de nieuwe gym-
annex toneelzaal het stuk Moord in de
kathedraal dat tot teleurstelling
van het publiek geen spannende Agatha Christie whodunit is, maar een
neoklassiek treurspel van Thomas Stearns Elliot. Voor het koor van de vrouwen
van Canterbury deden we als altijd beroep op de leerlingen van het
meisjeslyceum van de Oude Dijk maar vanwege onbetamelijke gebeurtenissen achter
de coulissen in het jaar daarvoor, kregen we geen nimfynen meer van het lyceum
maar de wat rijper gevormde kwekelingen.
We breedspraakten de moord op Thomas Beckett en van het koor
van acht vrouwen was degene die nu vlak voor mij zat te wachten op de
spraaklerares de mooiste.
De spraaklerares was duidelijk te laat.
Ik tikte op de schouder van mijn actrice.
Ze keek om. Verwondering tekende zich af op haar gezicht en
na een stugge groet merkte ze op: “Nu zul je die zachte g wel moeten afleren.”
Mevrouw BBK trad binnen. Ze legde uit wat het doel van haar spraaklessen was. Omdat we voor de lerarenopleiding hadden gekozen, moesten we niet
alleen goed verstaanbaar, rustig en duidelijk leren spreken, maar ook de stem
oefenen aangezien veel docenten spraakproblemen ontwikkelen, enzovoorts. Wie had er
nog vragen?
En ik vroeg: “Wat vindt u van het gebruik van de zachte g?
Moet je die veranderen in een harde?”
“Het is heel goed dat u dat vraagt,” zei mevrouw BBK. “Ik
raad het gebruik van de schraperige harde g af. Iedere docent zou met een
beschaafde zachte g moeten spreken. Het is veel beter voor de stem. Nee,
gebruikt u rustig uw Brabantse g.”
De actrice heeft me nooit meer aangekeken.
De uitspraak van het Randstad Hollands is de laatste
decennia aan het verkleuren. Dat hoor je vooral in de uitspraak van de tweeklanken
ei/ij en ou [wordt aai respectievelijk aauw], de nog scherpere g, het afknijpen
van de eindklank -en [afknaaipu], het sneller spreken en het lettergrepen
inslikken [koonkhuis].
Het stadsdialect van Amsterdam en de wat bekakte uitspraak
van het Gooi assimileren tot de taal van de televisie, dixit Helène van
Roijen. De flex-taal is extreem te horen in STER-spots voor smeerseltjes en geurtjes.
Vooral het Nederengels kleurt in dit Randstad dialect op. Fragrance [een Frans woord] wordt uitgesproken als frekrens en Conny van Breukhoven heeft
het over insjektubuls [botoxspul om onder je huid te spuiten]. Mijnheer
Driehuis van de Fara-telefisie kwis Per
seconde wijzer kent de v en de z niet en noemt het Amerikaanse
computerzoekprogramma “Koekel”. Ondertitelen dus dat spraakgebrek.
Anders gezegd. Ik denk dat de toestand van het zogenaamde
Nedervlaams veel beter is dan veertig jaar geleden. Maar wie kijkt naar de nogal saaie Vlaamse televisie? Naar Van Gils en gasten? Ik vind hun Nederlands schoner dan dat van Flikken Maastricht, want die spreken Hollands. In Maastricht! Godmijaar! Een goede vriend van mij
die in Oisterwijk woont en uit Gent afkomstig is, spreekt een prachtig
Nederlands met een mooie licht ruisende g en een vleugje
Oost-Vlaams als eens Hugo Claus. Zeer beschaafd. Dat zou de norm moeten zijn.
Jaren geleden had ik een zoontje van een opgekochte profvoetballer in
de klas die hals over kop was verhuisd van de Randstad naar Brabant. Ik vroeg
hem of hij al een beetje kon wennen. “Ja,” zei hij: “Tsaain bes luike mènse in
Ojstewèèk, allein, se pwate so wraaw”.
ÓJoannes Maas, juni 2009/2018
Noot: Elisabeth Kriebel was de tweede echtgenote van Johann
Sebastian Brandts Buys. Ze noemden hem Hans en hij leefde van 1905 tot 1959.
Het is bijna niet te geloven, maar hij werd geboren in een zeer muzikale
familie en nog ongeloofwaardiger: hij was in zijn tijd de grootste Bachkenner
van Nederland. Op 4 augustus 1945 huwde hij Elisabeth Kriebel. Zij gaf
spraakles aan o.a. studenten die de lerarenvariant van de studie Nederlands
volgden aan de Universiteit van Amsterdam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten