[Leyeloren 20]
Waarom is de papegaai niet alleen een literair dier maar ook
een letterkundig personage? Een literair dier is óf object van een verhaal,
zoals in de vele poezenverhalen van tal van geblockte columnisten óf een
verhaalfiguur die als denkend en acterend persoon optreedt, maar die toch min
of meer met de eigenschappen van de soort behept blijft. Je ziet tenminste een
vorm van typecasting: de beer is lomp en gulzig, de poes snel en listig, de
wolf vals en hebzuchtig, de vos sluw en rebels en de leeuw sterk en hoogmoedig maar
zeker niet nobel. De oorsprong van deze diertypes ligt in de fabels. Daarnaast
heb je dieren die wel echt als dier optreden maar nu en dan toch spreken,
bijvoorbeeld Jolly Jumper, het paard van Lucky Luke of Tintin, het hondje van
Kuifje. Het is een leuke gag. In de huidige kinderliteratuur kom je veel
verhalen tegen waarin bijvoorbeeld een hondje bij zijn sjieke tante op visite
gaat en een kopje thee drinkt, maar wat dit soort verhalen nog met dieren te
maken heeft, is me een raadsel. Ook de beroemde Bommelstrips zijn ver voorbij
het dierenrijk afgedwaald.
De papegaai is echter een bijzonder geval.
De papegaai is een uitzondering omdat dit dier zich in de
reële mensenwereld ophoudt en ook echt sprekend met mensen communiceert. De
papegaai is derhalve niet alleen een literair dier, maar ook een letterkundig
persoon. En hoewel de meeste papegaaien Lorre heten, zijn de eigennamen op één
uitzondering na, vindingen van de bezitter. Niet elke papegaai heet Lorre, maar
de literaire vos of beer heet - afgezien van de kinderverhalen – stereotiep Reintje
c.q. Bruintje.
In mijn onderzoek naar letterkundige papegaaien kwam ik de
gaai tegen in vijf vormen: de papegaai als verhalenverteller, het beest als
sprekende antagonist; de papegaai als inspirator/metgezel/lustobject van een echt
bestaand [literair] persoon, hetzelfde dier als literatuurcriticus en tenslotte
de papegaai als toneelassistent [voor het geluid].
De papegaai speelt bovendien een bijzondere rol in de
schepping. Niet alleen omdat het dier een millennia oude reputatie heeft als kletskop
en maker van taalgrappen, maar ook omdat het beest net als de duif en de ezel behoort
tot de elite der katholieke dieren. Dit is een serieuze kwestie! Het woord
papegaai betekent niet voor niets gaai = vogel, van de papa = paus.
[i]
Papegaaien waren in de Middeleeuwen de vaste huisgenoten van de paus. Er was
een in de pauselijke verblijven een papegaaienkamer, de camera papagalli.
[ii]
In de achtste eeuw hing daar een
medaillon met een groene papegaai onder een tafereel met de geboorte van
Christus. Konrad van Würzburg, bisschop in de 13
de eeuw aldaar,
dacht dat de veren van het beest niet nat werden van de regen en dat het daarom
een symbool was van Maria, die onberoerd was door de erfzonde. Ook zou de gaai
na de dood niet vergaan, waardoor de vogel symbool stond voor de
onvergankelijkheid van de ziel. In 1634 schilderde Jan van Eyck een papegaai –
eigenlijk was het een parkiet – die op de schoot zat van Jezus.
“When parrot is dead, she doth not
putrefy,/Yea, all things mortal shall turn into nought/Except man’s soul, that
Christ so deare bought,/That never may die, nor ever shall die.”. Dat
schreef John Skelton omstreeks 1620 in zijn satirische werk:
Speke Parrot.
Aartsengelen spreken erfzondeloze vrouwen aan met ‘Ave’. En
van die vrouwen was er aanvankelijk maar één, toen heel lang geen en daarna
weer één. De Edense papegaai die vaak in de appelboom zat, hoorde de aartsengel
Gabriël ‘Ave’ zeggen als hij met een boodschap van de baas kwam. De gaai maakte
daar het anagram 'Eva' van. Toen Adam en zijn mannin uit de Hof van Eden
gesmeten werden, gaf de mens die naam aan de vrouw, die de sukkel - hij lijkt
wel een Brabander - tot dan nog ‘Vrouw’ noemde. Maar hoe heette die allereerste
papegaai zelf? We weten het niet. Adam gaf soortnamen, geen eigennamen aan de
dieren. Wel Leeuw, niet Nobel, wel Papegaai, niet Lorre.
De papagaai als
verteller
De traditie om een papegaai als verhalenverteller te laten
optreden is al heel oud. In de Perzische bundel Tûti Nâmeh van Nakhshabî , die teruggaat op een Sanskriet geschrift
van zo’n vijfentwintighonderd jaar geleden, [Het Papegaaienboek] vertelt een papegaai verhalen om een vrouw van haar
verlangen naar overspel af te houden. Het beest heeft geen naam, maar hij kan
wel hartverscheurend huilen. En om van dat gejammer af te zijn, zag de vrouw af
van haar minnaar.
"Lorre;
wat het eerste woord was dat ik ooit op het eiland hoorde spreken door een
andere mond dan de mijne," schrijft Robinson Crusoe rond 1700 met de pen
van Daniël Defoe. Dus tenzij een of andere kannibaal deze naam verzonnen heeft,
moeten we wel aannemen dat deze papegaai het eerste en het enige dier is dat
zijn eigennaam zelf heeft bedacht. In een bewerking voor de jeugd heet dezelfde
papegaai echter Pol. “Want die naam had ik hem gegeven. En al gauw leerde hij
meer. 'Pol eten!' was zijn tweede kunststuk,” noteert dezelfde Robinson in een
jeugdeditie. Waarom Lorre Pol wordt in een jeugdeditie, kan toch geen
vertaalbaarheidsprobleem zijn. Dieren die zichzelf benamen, dat past niet in de
schepping.
[iii]
Een andere
letterkundige papegaai is Loulou. Hij komt voor in een verhaal van Gustave
Flaubert:
Un coeur simple. "Weet
u wat er al drie weken voor me op tafel staat? Een opgezette papegaai. Die
houdt daar de wacht. Zijn aanblik begint me te irriteren. Maar ik laat hem
staan omdat ik mijn hoofd wil laten volstromen met het gevoel voor het
papegaaischap. Omdat ik momenteel aan het schrijven ben over de liefde tussen
een oud wijfje en een papegaai."
[iv]
Dit oude vrouwtje, een dienstmeid, krijgt Loulou van haar madam, omdat ze hem
zo'n vervelende druktemaker vindt. De dienstmeid komt, doordat ze een
gelijkenis ziet tussen de duif op een kerkraam en haar Loulou op “tegen het
denkbeeld dat de Heilige Geest een duif zou zijn, want een duif kan immers niet
spreken.” Zo wordt zij de profetes van een nieuwe godsdienst waarin een
opgezette papegaai als fetisj wordt vereerd."
[v]
Edgar Allan
Poe had in een griezelig gedicht een pratend beest nodig dat Nevermore moest
zeggen, maar omdat de vogel van gene zijde kwam, was een papegaai wat te mal
voor woorden. Het moest uiteraard een zwart beest zijn: de raaf. Papegaai in
zwarte vermomming.
Mathilde
Heine had een viertener die zo hard kon krijsen, dat Heinrich hem vergiftigde.
Uit spijt over zijn onbezonnen daad kocht hij onmiddellijk een opvolger,
Cocotte II, die nog harder krees. Hij was alleen tot rust te krijgen, na
tuchtiging met een zweepje dat daartoe naast de kooi lag. In het najaar van
1885 lag het beest voor dood in zijn kooi. “De hemel zij dank,” zei Heine, maar
het taaie kreng bleek nog in leven.
[vi]
Misschien
heeft dit verhaal het team van
Monty Python geïnspireerd bij hun beruchte sketch van de dode papegaai.
Een klant klaagt in de dierenwinkel dat zijn pas aangekochte Polly dood is. Hij
wordt weersproken door de winkelier die meent dat het beest rust. Waarop de
klant reageert met de gedenkwaardige zin: “I know a dead parrot when I see
one.”
“Two parrots sitting on a perch.” [vii] Zo begint een
grap die Tommy Cooper i.p.v. te goochelen, vertelt. Die mop mislukt meestal,
evenals de goocheltrucs. Papegaaienmoppen komen nogal frequent voor in de
letteren. In
Tramlijn Begeerte [
A streetcar named Desire van Tennessee
Williams] vertelt Blanche een papegaaiengrap. Die gaat ongeveer zo.
Daar was
eens een papegaai die vreselijk vloekte, de hele dag door. Hij hield pas zijn
snavel als je ’s avonds een doek over de kooi gooide. Op een dag zat de
papegaai weer te schelden, tot plotseling de paster zich meldde. Snel gooide de
vrouw de doek over de kooi. De papegaai hield netjes zijn snavel, totdat de
vrouw aan de paster vroeg of hij suiker in de koffie wilde. De papagaai hield
het niet meer en riep: Godverju, dit was me toch een korte nacht!
Stanley
Kowalski vindt de grap niet leuk.
Na lang zoeken vond ik eindelijk een papegaai die geen
Lorre, Cocotte, Polly of een andere naam uit de wereld van verspild zaad en zwerfvolk
had gekregen, maar naar de literator onder de literatoren was genoemd: Goethe. Hij
was de papegaai van de moeder van Anna Silberblatt die een hotel had in een
sjtetl in Polen en jawel, het kreng sprak geen Jiddisch maar de taal van het
moderne leven; in de zomer van het jaar 5699. “Die rotpapegaai van je moeder
schreeuwde in het Duits.” roept de Antwerpse diamantair Roman Silberblatt tegen
zijn vrouw. Meestal riep Goethe “Istmirwas.”
[viii]
Er is ook
geen piratenverhaal of er rommelt wel een papegaai in een kooi. Op de Hispanolia heeft de kok, bijgenaamd
Barbecue, een schreeuwlelijk aan boord die aanhoudend ‘Pieces of eight’ krijt
tot de kok zijn snotlap over de kooi gooit. In welke taal Cap’n Flint dit
oorspronkelijk deed - het beest heet naar de beruchte boekanier, - staat er
niet bij, maar het gaat om zilveren Spaanse peso’s van acht reaal. Ik denk dat
u wel weet in welk verhaal die kreet voorkomt. Verder kent het beest alleen
maar scheepstermen. Een echte antagonist is hij dan ook niet. Dat ligt anders
bij de volgende kapiteinsgezel.
“Hallo-o-o-o-,
ik luister-r-r-r…”, antwoordt Koko in
De
juwelen van Bianca Castafiore.
Deze papegaai, een geschenk van Castafiore aan kapitein Haddock verandert
zijn repertoire tenslotte in: "Houd je mond wanneer ik spreek, duizend
bommen en granaten!"
[ix]
In Willem
Frederik Hermans'
Paranoia komen twee
papegaaien voor. "Anna liep om de ontbijttafel heen en gaf de papegaaien
Ajo en Inquam die op krukken elk in een hoek van de kamer stonden, harde
korstjes brood die zij aanpakten met hun klauw om ze te laten vallen, zonder
erop geknabbeld te hebben. Ajo kon 'Heil Hitler' zeggen, wat men hem vijftien
jaar geleden had geleerd, toen het nog komiek gevonden werd dat de aanhangers van
de Duitse rijkskanselier in plaats van Goede Morgen, Heil Hitler zeiden. Inquam
kon zelfs niet krijsen; Anna's goedhartige vader noemde hem daarom Tacitus.”
[x]
Verder dan een keer 'Heil Hitler' tegen -uitgerekend de paranoïde Arnold
Cleever- zeggen en hun eten verspillen,
hebben deze papegaaien geen functie.
Dorothy
Parker, een Amerikaanse schrijfster, had een papegaai die zij de Bijbelse naam Onan
gaf, omdat hij zijn zaad grondig verspilde. Hoe ze hem dat liet doen, wordt
daarbij dubbelzinnig vermeden. De aaibaarheid van het beest gaat wat verder dan
‘koppie krauw’.
In
Lief Dier van Midas Dekkers komt u die techniek te weten op pagina
202.
[xi]
Ook Boudewijn Büch noemt deze bezigheid in het opstel
Het orgasme van Lorre.[xii]
De
hoofdpersoon in een roman van L.H. Wiener denkt aan “de ara, die Ara heette en
die beter vliegen kon dan praten en die dan ook na enkele weken in de richting
Overveen wegvloog, reden waarom de grijze roodstaart Polly in een kooi werd
opgesloten, waar hij zijn tijd doodde met het ritselend verorberen van
zonnepitten en het krakend openen van pinda’s die hij met zijn drietenige[!] poot
naar zijn snavel tilde […].In zijn schaarse vrije tijd leerde Polly woorden en
woordcombinaties, een spelletje waarbij Catharina van Nyenbeek hem graag zelf
instrueerde, en als Polly met een buitenaardse grogstem ‘
blote kont’ mompelde of ‘
godverrrdomme’
rochelde, dan barstte zij in dezelfde giechel uit die nu in versleten vorm nog
steeds bleek te bestaan.” Een papegaai heeft vier paarsgebonden tenen, twee
voor, twee achter, daarom heet de soort zygodactyl, maar Wiener ziet er maar
drie.
[xiii]
Nog een
Polly moest van zijn leermeester Latijn leren. In
Malone meurt van Samuel Beckett moet hij beseffen dat wat hij zegt,
eerst is opgepikt door een zintuig [zijn oren] en dan pas integreert in het
bewustzijn.
Nihil in intellectu est, quod
non fuerit in sensu. Polly komt met deze hersenkronkel niet verder dan een
paar woorden; de rest verbastert hij tot gekrijs.
[xiv]
De
Tilburgse kunstenaar Werner Moonen, had twee papegaaien die boeken konden
lezen; met hun snavels pikten ze stukjes tekst uit die ze vermaalden tot
bolletjes. Zo werden hele boeken bij voorkeur van ouder papier herlezen.
Vandaar de bibliografie met de titel:
Lijst van herziene boeken door Toto en
Kriki, 1993-1996. [xv]
In
Secretum,
een literaire thriller of beter een zwaar op de maag liggende Romeinse
straatkei die speelt in het Rome van 1700, kan de papegaai genaamd Caesar
Augustus perfect pistoolschoten imiteren. En niet alleen die, maar ook
donderslagen, jankende wind, paardenhoeven, piepende poorthengsels,
brongeklater en het klotsen der zeegolven. Een audio-literair wonder, dus heel
geschikt voor de hoorspelstudio.
[xvi]
Kortom: de papegaai is een letterkundig persoon; een
kletsmajoor die zich bekwaamt in imitatie. Daarom noemt Willem Frederik Hermans
epigonen papegaaien.
[xvii]
[i] Het Engelse
parrot zou van de Franse voornaam Pierre (pierrot, dat weer pias betekent)
afgeleid zijn.
[ii] H. Diener,
Die ‘Camera Papagalli’ in Palast des
Papstes. In : Archiv für Kulturgeschichte, 5 (1967).
[iii] Uit de vertalingen van
Robinson Crusoe; resp. door C.
Buddingh', uitgeverij Het Spectrum en een jeugdbewerking door P. de Zeeuw, Van
Goor Zonen's uitgeversmaatschappij.
[iv] Citaat uit een brief van
Flaubert, bij Julian Barnes,
Flauberts
papegaai.
[v] Willem Frederik Hermans,
Het sadistisch universum, deel I. p. 114
[vi] Martin van Amerongen. Het
matrassengraf. Heine’s sterfbed. Arbeiderspers, 1985.
[vii] “Two parrots sitting on a perch. One says to
the other, ‘Can you smell fish?’”
[viii] Benno Barnard,
Door God bij Europa verwekt. De zomer van
5699. Atlas, 1996.
[ix] Hergé,
De juwelen van Bianca Castafiore, ill.
p. 17
[x] Willem Frederik Hermans, Paranoia. p.
67
[xi] M. Dekkers,
Lief dier. Contact, Amsterdam, 1992.
[xii] Zie gelijknamige
verhalenbundel.
[xiii] L.H. Wiener,
De verering van Quirina T. Contact,
Amsterdam, 2007.
[xiv] S.
Beckett, Malone meurt, Editions de
Minuit, Paris, 1951.
[xv] Volgens Ed Schilders in De
Volkskrant. Z.D.
[xvi] Monaldi en Sorti,
Secretum.De Bezige
Bij, Amsterdam, 2005.
[xvii] Zie:
Mandarijnen op zwavelzuur.
Papegaaien is ook een boek van Cyril H. Rogers.